Deel twee
Het feest

==

Ik ben een grote huichelaar die vrolijkheid veinst.

tiziano ferro, ‘Alla mia età’

kaart.pdf

==

==

==

==

==

Tijdens hun maaltijden op de terrassen discussiëren de Romeinen vaak over wat het mooiste park van de stad is. Uiteindelijk gaat de strijd altijd tussen Villa Doria Pamphili, Villa Borghese en Villa Ada.

Villa Doria Pamphili, achter de wijk Monteverde, is het uitgestrektste en meest schilderachtige park. Villa Borghese, midden in het centrum van de stad, is het beroemdste (wie kent niet Piazzale del Pincio, vanwaar je een onvergetelijk uitzicht hebt over het centrum van Rome en Piazza del Popolo?). Villa Ada is het oudste en minst gecultiveerde park van de drie.

Naar de bescheiden mening van de schrijver van dit verhaal verslaat Villa Ada alle andere. Het park is heel groot, ongeveer honderdzestig hectare bos, grasvelden en braamstruiken, begrensd door de Via Salaria, het viaduct van de Via Olimpica en de sportvelden van Acqua Acetosa. Het park wordt nog steeds bewoond door eekhoorns, mollen, egels, wilde konijnen, stekelvarkens en steenmarters en heeft een rijke vogelpopulatie. Het zal wel komen door de verwaarlozing en het verval waarin het park verkeert, maar zodra je tussen die bomen door loopt, heb je het gevoel alsof je door een groot bos loopt. De stad en haar geluiden verdwijnen en je dwaalt rond tussen honderden jaren oude dennen, laurierbossen, op modderige paadjes die kronkelen tussen ondoordringbare bramenstruiken en omgevallen boomstronken, brandnetelvelden en grote grasvelden bedekt met onkruid. Tussen de takken zie je oude vervallen gebouwtjes die zijn overwoekerd door klimop, fonteinen die zijn ontmanteld door wilde vijgenstruiken en bunkers die ooit een onbekende functie hadden. Als je het bos niet goed kent, kun je er maar beter niet in je eentje in gaan, want je kunt er dagenlang verdwalen. Onder het park en de villa zelf bevinden zich de catacomben van Priscilla, waar de eerste christenen hun doden begroeven.

Aan de noordzijde, aan de overkant van een grote vijver, verrijst de beboste heuvel die Forte Antenne heet, omdat het Italiaanse leger aan het eind van de negentiende eeuw daar vestingen had gebouwd om Rome te verdedigen tegen de aanvallen van de Fransen. Toen Rome nog niet bestond, verrees op diezelfde plaats de oude stad Antemnae. Volgens de Romeinse historicus Varrone is die naam afgeleid van ante amnem (voor de rivier), omdat op die plek de Aniene in de Tiber stroomt. Vanuit die positie controleerde de stad het rivierverkeer naar de doorwaadbare plaats van het Tibereiland. In 753 v.Chr. werd Antemnae bezet door Romulus en werden de bewoners ervan opgenomen als Romeinse burgers en werd het achterland gekoloniseerd. Vanaf de derde eeuw v.Chr. raakte de stad in verval en werd zij verlaten. In de periode van de ondergang van Rome werden de hooggelegen punten van Antemnae bevolkt door de Goten van Alarico, die uit het Noorden oprukten om Rome te veroveren. Eeuwenlang werd er niets meer vernomen over Antemnae en pas in de zeventiende eeuw verschijnen er weer berichten over dat gebied. Rome was in die tijd nog ver weg en de streek rondom Antemnae bestond nog uit platteland. Het was inmiddels een agrarisch landgoed geworden van het Iers College. In 1783 werd het landgoed veroverd door prins Pallavicini, die er een villa op liet bouwen. Halverwege de negentiende eeuw ging dit bezit over op de prinsen Potenziani en in 1872 werd het verkocht aan de koninklijke familie, die er haar Romeinse residentie van maakte. Vittorio Emanuele ii, die van jagen hield, kocht er nog meer aangrenzende grond bij en maakte er zijn jachtgrond van.

Na zijn dood werd hij opgevolgd door Umberto i, die er de voorkeur aan gaf met zijn hofhouding te verhuizen naar het Quirinaalpaleis. De villa werd voor 531.000 lire gekocht door de Zwitserse graaf Tellfner, beheerder van de bezittingen van de koninklijke familie, die de villa en de omringende grond noemde naar zijn vrouw Ada, op wie hij naar het schijnt tot over zijn oren verliefd was.

In 1900 werd koning Umberto i vermoord door een anarchist. Zijn opvolger Vittorio Emanuele iii besloot de villa van zijn grootvader opnieuw te betrekken. Het bleef de officiële koninklijke residentie tot aan 1946, het jaar waarin de monarchie ten val kwam, toen de koning en zijn familie werden verbannen.

De villa kwam in handen van de Italiaanse staat, met uitzondering van de koninklijke villa, de Villa Reale, die de Savoyes genereus in concessie gaven aan de Egyptische regering als teken van erkentelijkheid voor de gastvrijheid die de koninklijke familie na de verbanning in 1946 daar had gekregen. Het werd de ambassade van Egypte.

Vanaf dat moment werd Villa Ada deel van het publieke domein en getransformeerd tot openbaar park. Er werden nieuwe paden en trajecten voor joggers aangelegd, vijvers uitgegraven en veel uitheemse bomen geplant.

Om de uitgeputte gemeentekas aan te vullen, besloot het college van Burgemeester en Wethouders in 2004 om Villa Ada en de omringende grond te veilen voor het astronomische bedrag van driehonderd miljoen euro.

De veiling vond plaats op 24 december in het Capitool, onder protesten van Romeinen die woedend waren over wat in de annalen van het Capitool werd opgenomen als ‘de grote straatroof’. Aan de demonstraties deden personages mee van het kaliber van Bono van u2, de Russische ondernemer Roman Arkadyevich Abramovič, Paul McCartney, Air France, en een Zwitsers bankkartel.

Tot ieders verbazing ging Villa Ada van de hand voor vierhonderdvijftig miljoen euro. De koper was Salvatore Chiatti, een ondernemer uit Campania met een obscure achtergrond, die in de loop van de jaren negentig een immens kapitaal had weten op te bouwen in de vastgoedsector. Hij had in de gevangenis gezeten wegens belastingontduiking en veediefstal, maar was weer vrijgekomen.

Een paar dagen later motiveerde de ondernemer in een interview in Il Messaggero zijn aankoop als volgt: ‘Toen ik klein was nam mijn moeder mij daar altijd mee naartoe. Ik ben gedreven door heimwee.’ Een leugen, want Chiatti had zijn jonge jaren doorgebracht in Mondragone in de werkplaats van zijn vader, die uitdeuker was. Vervolgens had de journalist hem gevraagd: ‘En wat denkt u ermee te gaan doen?’

‘Ik wil er mijn Romeinse residentie van maken.’

De villa bleef een paar jaar dicht. De buurtbewoners richtten een comité op om het park terug te geven aan de Romeinen. Er werd gezegd dat Chiatti het eigenlijk had gekocht om te speculeren en buitenlandse partners zocht om het te veranderen in een chic woonoord met golfbaan, ruitersportclub en gocartbaan.

In 2007 begonnen de restauratiewerkzaamheden. De ommuring werd tot tien meter verhoogd en er werden rollen prikkeldraad op geplaatst. Langs de hele omtrek van de ommuring werden om de vijftig meter torens gebouwd waaraan trosjes videocamera’s werden bevestigd.

Markiezin Clotilde, de weduwe van generaal Farinelli, kon vanaf haar penthouse aan de Via Salaria tussen de takken door een stukje van het park zien. De oude dame vertelde aan een verslaggever van het weekblad Panorama dat het een ononderbroken komen en gaan van werklui was. Ze plantten nieuwe en rooiden oude bomen. En ze had ook twee giraffen en een neushoorn gezien. Omdat de weduwe Farinelli achtenzeventig was en in een beginstadium van alzheimer verkeerde, achtte de verslaggever zijn bron weinig geloofwaardig.

Maar de markiezin had het goed gezien.

Sasà Chiatti had moerassen, rivieren en drijfzand geconstrueerd en het park voorzien van een nieuwe populatie. Hij had van in verval geraakte dierentuinen en failliete circussen in Oost-Europese landen dieren opgekocht: beren, zeehonden, tijgers, leeuwen, giraffen, vossen, papegaaien, kraanvogels, reigers, makaken, magotten, nijlpaarden, piranha’s. En die had hij uitgezet op de honderdzeventig hectare van Villa Ada. Het waren allemaal dieren die in gevangenschap waren geboren en getogen en dus gewend waren aan en afhankelijk waren van het eten dat ze van de oppassers kregen. Ze leefden in een natuurlijk paradijs, waar de oerregels van prooidier en roofdier niet langer bestonden. Met het verstrijken van de maanden had de heterogene fauna een soort evenwicht gevonden. De nijlpaarden namen bezit van de vijver naast de oude frisdrankenkiosk en kwamen daar niet meer vandaan, de krokodillen koloniseerden samen met de piranha’s de andere vijver naast de schommels en de glijbanen. De leeuwen en de tijgers vormden een kolonie op de Antenneheuvel. De Australische vleermuizen, forse exemplaren van zes kilo per stuk, zochten hun toevlucht in de catacomben. Naast de voormalige ambassade graasden op een groot veld vol onkruid gnoes, zebra’s, kamelen en kuddes buffels die Sasà rechtstreeks uit Mondragone had laten overbrengen.

Wat de vogelpopulatie betrof lagen de zaken iets ingewikkelder. Stefano Coppé, die languit op het kruispunt Via Salaria en Via Olimpica naast zijn Burgman 250 lag nadat hij was aangereden door een Opel Meriva, zag een vlucht gieren boven zich cirkelen en begreep dat hij er slecht aan toe was. Een paartje condors nestelde op het balkon van de familie Rossetti aan de Via Taro en scheurde de huiskat Anselmo aan stukken, die een wanhopige poging had gedaan om zijn balkon te verdedigen. De sportlieden op Acqua Acetosa zagen wouwen en kerkuilen ineengedoken op de doelpalen van het rugbyveld zitten. De visboer aan de Via Locchi werd door een zeearend beroofd van een zeebaars van zes kilo. Papegaaien en toekans vlogen zich te pletter tegen de voorruiten van de auto’s op de ringweg.

Het idee van Sasà Chiatti was simpel en tegelijkertijd grandioos: ter inwijding van zijn villa een party organiseren die zo exclusief en overdadig was dat hij nog eeuwen later in de kronieken vermeld zou staan als het grootste mondaine evenement in de geschiedenis van de Republiek van Italië. Zijn reputatie van louche vastgoedhandelaar zou veranderen in die van stralende, excentrieke miljardenmagnaat. Politici, ondernemers, mensen uit de theaterwereld en de sport zouden naar het hof komen om hem, als de Zonnekoning in Versailles, eer te betonen. Maar daarvoor was een feest met muziek, dans, buffetten en oogverblindende cadeaus niet voldoende. Er moest absoluut iets speciaals komen, iets wat niet te imiteren was, dat iedereen perplex zou doen staan.

Het idee kreeg hij op een avond toen hij Out of Africa met Robert Redford en Meryl Streep zag.

Een safari! Hij moest voor de genodigden een surprisesafari organiseren. In zijn megalomanie besloot hij dat één safari niet genoeg was. Er moesten er drie komen. De klassieke Engelse vossenjacht, de Afrikaanse leeuwenjacht met gekleurde drijvers, en de Indiase tijgerjacht met olifanten.

Voor het welslagen van deze onderneming was het echter noodzakelijk dat er niets over de voorbereidingen voor het feest naar buiten zou uitlekken. Daarom liet hij alle bewakers, werklui en personeel een geheimhoudingscontract ondertekenen.

Hij liet de beroemde blanke jager Corman Sullivan komen, die er prat op ging dat hij de schrijver Ernest Hemingway had begeleid bij de grote jacht in 1934. Sullivan was van onbepaalde leeftijd tussen de tachtig tot honderd jaar, leed aan levercirrose en woonde al twintig jaar in een verzorgingshuis van de missionarisnonnen in Manzini Town in Swaziland, de kleine staat die grenst aan Zuid-Afrika. Nadat hij was geland op vliegveld Fiumicino moest de jager, verzwakt door meerdere longontstekingen, drie dagen in een hyperbare kamer in Cinecittà doorbrengen. Uiteindelijk werd hij per ambulance naar Villa Ada vervoerd. Daar moest hij nog eens twee dagen in bed blijven, waar hij bloed en slijm ophoestte en de derdedaagse koorts moest laten zakken die hem met cyclische regelmaat trof. Toen hij eindelijk de kracht had om weer te lopen, begon de oude spiritusdrinker zich bezig te houden met de organisatie van de jachten.

De vossenjacht leverde geen noemenswaardige problemen op. Sasà Chiatti had de stallen van de Savoyes gerestaureerd en huisvestte daar vijfentwintig volbloed lippizaners. In de hondenkennel hield hij een meute beagles die hij had gekocht van een farmaceutisch bedrijf dat failliet was gegaan. Ook voor de Indiase jacht voorzag Sullivan geen moeilijkheden. De vastgoedhandelaar had van een circus in Krakau vier olifanten gekocht die een huidziekte hadden waardoor ze vlekken kregen. De problemen kwamen pas bij de leeuwenjacht. Ze moesten een stuk of dertig drijvers inhuren uit de Burkinese en Senegalese gemeenschappen die voor station Termini woonden. Die herinnerden zich niet meer helemaal precies de kunst van de jacht op de grote katachtige, maar beloofden dat ze goed werk zouden afleveren of het er in elk geval levend van af zouden brengen. En omdat hij toch op het station was, engageerde Sasà ook maar meteen wat Filippijnen om de olifanten te berijden.

Maar het hoogtepunt van zijn ondernemersgenie was dat hij de safari’s liet sponsoren door ontwerper Ralph Lauren, die kaki en fuchsia koos als hoofdkleuren voor de jachtuniformen.

Ook de catering werd tot in de kleinste details voorbereid. De meeste party’s sneuvelden juist door het voedsel en dan kon je de rest ook wel weggooien. Geld speelde geen rol voor Chiatti en hij belde Zóltan Patrovič op, de onvoorspelbare Bulgaarse chef, eigenaar van restaurant Le Regioni dat vele prijzen had gewonnen. Elke safari zou een eigen kampement krijgen waar de gasten zich met bij de jacht passende gerechten konden verkwikken. Er zou zalm, wild en pudding worden geserveerd, alles natuurlijk geherinterpreteerd volgens de touch van Zóltan Patrovič. De deelnemers aan de tijgerjacht zouden worden ontvangen in drie woonboten die in de grote vijver lagen aangemeerd. Die had Chiatti laten komen uit het Dalmeer in Kasjmir. Sherpa’s zouden daar basmatirijst, kipcurry en andere Hindoestaanse heerlijkheden serveren. Voor de Afrikaanse safari wilde Corman Sullivan per se vijftig veldtenten hebben, plus vuren om struisvogel- en lamsvlees op te grillen.

Het feest zou rond lunchtijd beginnen en de volgende dag bij zonsopgang afgelopen zijn. Over het hele terrein van de villa zouden tenten waar de gasten konden uitrusten, informatiebalies en barretjes voor gratis drankjes worden neergezet.

==

Dit is het programma van het feest dat Salvatore Chiatti samen met Ingrid Bocutte, de grote organisatrice van Weense evenementen, en Corman Sullivan hadden gebaard na een zesdaagse briefing.

==

p108.pdf

==

==

24.

==

Fabrizio Ciba werd wakker met de zekerheid dat hij was opgegraven uit een lijkkist. Hij trok zijn rechterooglid op en een mes van zon sneed door zijn pupil. Met dichte ogen haalde hij zijn tong, dik als die van een kalf, over zijn droge lippen. Heel even bewoog hij zijn hoofd. De pijn was zo heftig dat hij geen adem kon halen, zelfs niet kon kreunen. Het was alsof een wisselstroom vanaf zijn schouderbladen langs zijn nekwervels, door de grijze massa heen, van zijn slapen naar zijn ogen liep en vandaar zijn oogbollen binnendrong. Hij raakte zijn haar aan, maar zelfs dat deed pijn. Hij draaide zich op een zij om de zon te ontwijken. Zijn maag verstijfde, zette uit en duwde een zure pap omhoog naar de keel van de schrijver, die net niet braakte. ‘Goed... Goed... Ik zal braaf zijn...’ prevelde hij wanhopig. Zo bleef hij liggen, ten prooi aan elektrische stromen bovenin en geteisterd door maagsappen onderin.

Wat heb ik gister uitgevreten?

Hij wist niet eens meer hoe hij thuis was gekomen. Hij herinnerde zich dat hij dronken over de Via dei Fori Imperiali liep en dat het regende. Opeens hadden zijn benen het begeven. Daarna: alleen en donker.

Ben ik wel thuis? Met moeite keek hij om zich heen en hij zag dat hij in zijn onderbroek onder een deken lag op de bank in zijn appartement aan de Via Mecenate.

Een oude alcoholistische schrijver uit Udine had hem ooit een zelfbedacht recept gegeven in het geval van een terminale kater. Ook al leek wat Fabrizio nu voelde meer op de naweeën van een hersenoperatie dan op een kater.

Los op in een glas water: 3 Alka-Seltzers, 2 Serenase-capsules, 35 druppels Novalgin; eet een stuk brood; ga weer slapen. Je zal zien...

Wat zal je zien?

De schrijver uit Udine had niet de fysieke inspanning in overweging genomen die het samenstellen van dat galenische mengsel zou vergen in de precaire omstandigheden waarin Fabrizio zich bevond. Toch lukte het Ciba op een of andere manier om op te staan. Zich vasthoudend aan alles wat hij tegenkwam, waggelde hij door het appartement. Hij ging naar de badkamer en bereidde met grote moeite het drankje. Hij dronk het in één teug op, liet een boer, sleepte zich naar de slaapkamer, zette de telefoon uit en ging in bed liggen. Het contact met de koele lakens, de geur van wasverzachter op zijn kussen en het lichte gewicht van het dekbed waren de enige aangename sensaties in de hel waarin hij wakker was geworden. Hij had de indruk dat het bed hem in zich opnam en beschermde tegen al het kwaad van de wereld, zoals een schelp een heremietkreeft in zich opneemt.

Hij stierf.

Een paar uur later werd hij wakker. De slaap en de cocktail hadden gewerkt. Zijn slapen bonkten nog steeds en zijn ledematen deden pijn alsof hij de Monte Rosa had beklommen, maar hij voelde zich beter.

Hij wankelde door het appartement en probeerde zich te concentreren. Allereerst moest hij warme koffie hebben, een lekker broodje met ham en stracchino en dan douchen.

Onder de lauwwarme regen en met een volle maag vielen de stukjes van de vorige avond op hun plaats. Het aantal belangrijke feiten bedroeg drie:

1) uitgeverij Martinelli wilde hem eruit werken;

2) hij had zijn agente uitgescholden, zijn enige bondgenote;

3) hij had een beginnetje van een infarct, een attaque of iets dergelijks gehad.

Het laatste punt baarde hem het minst zorgen. Omdat hij chronisch bang was voor dokters en pijn, minimaliseerde Fabrizio Ciba elk gezondheidsprobleem. Het was de schuld van al die tequila boom booms.

De andere twee punten daarentegen vond hij behoorlijk angstaanjagend. Hij moest heel snel een plan bedenken. Gianni had gelijk, geen andere uitgeverij zou hem zoveel betalen als Martinelli.

Hij liep het balkon op, leunde over de balustrade en probeerde zijn gedachten te ordenen. Hemel en zon waren vermengd tot een opaalachtige smurrie die als een stinkend gas boven de hoofdstad hing en het lawaai van het verkeer was zelfs op die hoogte oorverdovend. Onder zich zag hij het Colosseum en daaromheen de hordes toeristen, touringcars, centurions en prullariaverkopers. Hij dacht aan hun miezerige levens, hun avondjes in de pizzeria, hun vakanties. De afbetalingen van de auto. De rijen voor het postkantoor. Simpele, gewone problemen.

Wat een geluksvogels! Zij wisten niet wat lijden was. Waarom werk ik niet op een makelaarskantoor? Zonder deze creatieve kwelling, zonder de verantwoordelijkheid intelligente dingen te moeten zeggen tegen de mensheid. En als ik er nou eens mee stopte? Als ik er voorgoed mee ophield?

Even doemde het beeld van Jerome David Salinger, de grote auteur van Vanger in het graan, in hem op. Jerome... Jij bent echt geweldig. Net als ik heb je drie boeken op rij geschreven. Net als ik heb je een meesterwerk geschreven, ben je vervolgens verdwenen en ben je een mythe geworden. Dat zou ik ook moeten doen. Met de royalty’s van Het hol van de leeuwen zou ik dat theoretisch ook moeten kunnen. Maar dan moet ik wel mijn levensstijl veranderen.

Fabrizio Ciba gaf aan allerlei flauwekul al gauw zo’n vijftienduizend euro per maand uit. Weliswaar was zijn laatste roman, De droom van Nestor, al vijf jaar geleden verschenen en waren er minder dan tweehonderdduizend exemplaren van verkocht, dankzij Het hol van de leeuwen kon hij zich dat nog wel permitteren. Dat romannetje van honderdtwintig pagina’s stond nog steeds boven aan de bestsellerlijsten. Het was in de halve wereld vertaald en Paramount had de filmrechten gekocht.

Als Ciba wat verstandiger was geweest, had hij het rustig tot zijn tachtigste kunnen uitzingen zonder van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat nog een vinger te hoeven uitsteken. Hij moest natuurlijk wel uit het penthouse aan de Via Mecenate. En hij moest ook het vakantiehuis in de bergen op Majorca verkopen. En om diezelfde halo van mysterie die Salinger omhulde te behouden, moest hij vooral geen interviews meer geven. Geen programma’s en geen gastoptredens meer op de televisie, geen feesten, niet meer in het rond neuken, kortom veranderen in een monnik en de rest van zijn leven eenzaam wegkwijnen in een kluizenaarswoning.

Misschien kan dat in Amerika. De natuur, de woestijn, de uitgestrektheid... maar waar kan ik me in Italië opsluiten? In een eenkamerappartementje in Boccea? En dan alleen, afgezonderd, zonder mokkeltje... Binnen een paar weken maak ik mezelf van kant.

Het woord ‘mokkeltje’ bracht hem gelukkig weer met beide benen op de grond.

Hij moest weg. Een paar dagen naar Majorca. Daar, in de eenzaamheid, zou hij zijn roman weer oppakken die al stil lag sinds...

Zijn brein maakte een onhoorbare klik, alsof er een reddingsvest tevoorschijn sprong. Maar zo snel als de gedachte was gekomen, was ze ook weer verdwenen en zijn aandacht richtte zich weer op Majorca.

Maar in mijn eentje... Wie kon hij meenemen? Het moest iemand zijn die zijn zelfbeeld een beetje opkrikte. Maar vooral iemand die niet zou zaniken over kinderen en trouwen en die niet aan mentale masturbatie deed.

Alice Tyler... De vertaalster.

Nee, te intellectueel. En bovendien, na die afgang van gister...

De volle visvijver van de luiss, de particuliere universiteit van Rome, bood hem daarentegen een embarras du choix. Ten minste zeven studentes van zijn cursus creatief schrijven zouden hun burgerrechten opgeven om een weekend met hem te kunnen doorbrengen. Het scheen dat een van hen, ene Elisabetta Cabras, echt een vreselijke viespeuk was. Van schrijven had ze geen greintje verstand, maar ze had een ongebruikelijk talent voor erotische scènes. Je wist gewoon dat ze ze zelf had beleefd. Ciba stelde zich voor hoe Elisabetta Cabras naakt met die grote tieten om het zwembad liep met een bloody mary in haar hand en op de achtergrond de zon die wegzakte in de zee van de Balearen.

Hij liep weer naar binnen en ging aan zijn bureau zitten. Op het bureaublad lagen rommelige stapels drukwerk, boeken, bundels, bierblikjes en asbakken propvol met peuken. Hij begon te zoeken naar het werkstuk van Cabras, waar ze ongetwijfeld haar mobiele nummer op had geschreven, stootte tegen de muis en het scherm van zijn laptop lichtte op. Daar stond het begin van het tweede hoofdstuk van zijn nieuwe roman:

Vittoria Cubeddu had wat ze noemen een ‘schoon’ Italiaans accent. In tegenstelling tot de rest van de familie Cubeddu, die het trage, slepende dialect van Oristano sprak. Het huis

Hij had er drie dagen over gedaan om die twee zinnen te schrijven, obsessief adjectieven veranderend, substantieven verplaatsend, werkwoorden omkerend. Met tegenzin las hij het over en hij kreeg een oprisping van maagzuur. Hij klapte de laptop dicht. ‘Wat is dit voor rommel? Dit zou de nieuwe Italiaanse roman moeten zijn! Ik ben een stomme rukker!’ En hij begon door het appartement te benen en schopte tegen de bank en de Marokkaanse poefs. Hijgend ging hij op het bed zitten. De pijn in zijn slapen begon hem weer te kwellen. Hij moest iets doen. Binnen in hem, bedolven onder een zee van zinloze shit, huiste nog steeds de geest van de schrijver die hij ooit was geweest. Die moest hij laten bovenkomen. Schoon schip maken, stoppen met drinken, stoppen met roken, zich terugtrekken en schrijven met de kracht en de wil van vroeger.

Maar hoe? In vier jaar tijd had hij vijf romans in de steek gelaten. De grote Sardijnse sage leek hem het enige werk dat belangrijk was, maar... nee, het was om te kotsen. Ja, hij moest nodig een dag of tien naar Majorca en grote hersenschoonmaak houden.

Terwijl hij opnieuw begon te zoeken naar het nummer van Elisabetta Cabras, ging de telefoon. Vast weer iemand die aan zijn kop ging zeiken. Maar hij besloot toch maar op te nemen. Het kon ook die truttenkut van een agente van hem zijn om haar excuses aan te bieden.

Hij zette een geïrriteerde toon op. ‘Hallo?’

‘Hé, ouwe makker!’

Fabrizio sloot zijn ogen en boog achterover, zoals een voetballer zou doen die een overtreding maakt.

Paolo Bocchi. De zeikerd bij uitstek. Om voor hem onbegrijpelijke redenen bleef die man om hem heen zoemen als een bloeddorstige mug. Maar in werkelijkheid was er kort gezegd een duidelijke reden. Professor Paolo Bocchi beschikte altijd wel over een psychotrope stof die de natuur en de chemie leverden aan de mens.

Wat wiet zou in Majorca eigenlijk niet onaangenaam zijn.

‘Zo, ouwe makker, hoe is het?’

Als er iets was wat hem intens tegenstond, was het Paolo Bocchi’s studentikoze, platvloerse houding tegenover hem. Dat ze klasgenoten waren geweest op het San Leone Magnolyceum wilde nog niet zeggen dat hij het recht had op dergelijke intimiteiten.

‘Sorry, Paolo, vandaag even niet.’ Fabrizio probeerde kalm te blijven.

‘Mijn idee. Ik heb vandaag twee neuzen en een lipo gedaan. Ik zit er helemaal doorheen.’

Professor Paolo Bocchi was hoofd van de afdeling Esthetische Chirurgie van de San Roberto Bellarminokliniek. Hij was opgeleid door de grote Roland Château-Beaubois en werd beschouwd als de nummer een van de Romeinse esthetische chirurgie. Hij had duizenden middelbare pannenkoeken hun jeugd teruggegeven. Het enige probleem was dat hij snoof als een stofzuiger.

‘Hé! Het is me gelukt. Ik heb Het hol van de leeuwen gelezen. Mag ik zo vrij zijn? Grandioos!’

‘Gefeliciteerd. Het is acht jaar geleden uitgekomen.’

‘Hoe doe je dat, zo binnendringen in het hoofd van de mensen? Je ziet ze voor je, die personages. Ik zweer je: beter dan een film. De verpleegsters geloofden niet dat ik in staat was om een boek te lezen...’

‘Goed,’ probeerde Fabrizio de chirurg af te kappen. ‘Luister, ik heb een probleem. Ik sta op het punt om naar Spanje te vertrekken. En...’

Een kreet: ‘Wát? En het feest van Chiatti dan?’

Fabrizio tikte zich tegen zijn voorhoofd. Hij was het feest van Salvatore Chiatti compleet vergeten. De uitnodiging was twee maanden geleden al binnengekomen. Een plexiglas vierkant met gouden letters in bas-reliëf, strikt vertrouwelijk.

Al een jaar lang werd er over niets anders dan die party gepraat. Naar ieders zeggen zou het het exclusiefste en extravagantste evenement van de afgelopen tien jaar worden. Ontbreken bij zo’n happening was een grove belediging voor je eigen vipstatus. Maar Fabrizio was niet in de juiste psychische toestand om mondaine evenementen aan te kunnen. Om een sociale proef van dat kaliber te kunnen doorstaan, moest hij honderd procent in topvorm zijn, geestig en scherp als nooit tevoren. En op dit moment was hij geestig en scherp als een Ugandese vluchteling.

Salinger. Denk aan Salinger.

Fabrizio schudde zijn hoofd. ‘Neeeih, naar die louche maffioze huizenbouwer? Nooit! Platvloers gedoe.’

‘Ben je gek? Je weet toch hoeveel die megalomane gek eraan heeft uitgegeven. We hebben het over miljoenen! Bij zoiets mag je niet ontbreken. Iedereen is er. Muziek, kunst, voetballers, modellen, iedereen! Eén gigantische kermistent. Je zou er zelfs een roman over kunnen schrijven.’

‘Ach, weet je, Paolo, ik ken die feesten nou wel. Het stelt allemaal niks voor. En bovendien is het nou juist dat soort publiekelijk vertoon dat ik wil vermijden. Denk aan Salinger...’

‘Wie?’

‘Laat maar. Hoe dan ook... we bellen morgen, goed?’

‘Weet je het zeker?’ Paolo Bocchi kon het niet geloven. ‘Volgens mij bega je een grote stommiteit. Je moet... hoe zal ik het zeggen...’ De grote chirurg was een tovenaar met de bistouri, maar lexicaal een ramp. ‘Je hebt het niet begrepen... daar zul je nog spijt van krijgen. Twee dagen lang drinken en neuken in het park. Je bent gek.’

‘Ik weet het, ik weet het. Maar ik heb problemen met mijn uitgever. En ik ben echt niet in de stemming.’

‘Maak je geen zorgen, ik pomp je stemming wel op.’ Paolo Bocchi lachte smakelijk.

‘Laat me maar met rust. Ik ben gestopt met die rommel.’

‘Dan moet je het zelf maar weten. Maar voor alle duidelijkheid: Larita komt zingen. Zij is de enige die zich heeft laten strikken voor het feest. Hoor je wat ik zeg?’

‘Larita? De zangeres?’

‘Nee, Larita de slagersvrouw, nou goed? Natuurlijk de zangeres!’

‘Interesseert me niet.’

‘Ze heeft ik weet niet hoeveel Grammy’s en platina cd’s gewonnen.’

Fabrizio wilde ophangen. ‘Goed, Paolo, ik zal erover nadenken. Maar ik wil nu graag ophangen.’

‘Goed zo. Denk er maar over na. Zuster, kom op met die drain anders staan we hier vannacht nog...’

‘Waar ben jij eigenlijk?’ vroeg Ciba uitgeput.

‘Op de ok. Geen zorgen, ik heb een oortje. Dag, schat.’ En hij hing op.

Ciba liep terug naar de woonkamer om het werkstuk van Elisabetta Cabras te zoeken. En hij zag een briefje aan de bureaulamp hangen.

==

Dag Fabrizio,

Ik ben Lisa, het meisje dat je gisteravond heeft thuisgebracht.

Sorry dat ik het zeg, maar je was er echt heel slecht aan toe. Walgelijk bijna. Hoeveel had je eigenlijk gedronken? Ik weet niet wat er met je is gebeurd, maar ik ben blij dat ik degene ben die je heeft gered. Zo heb ik het geluk gehad jou in eigen persoon te zien en me te realiseren dat je een nog lekkerder stuk bent dan op de tv. Ik had je kunnen misbruiken. Ik heb je uitgekleed en op de bank gelegd, maar ik ben een keurig, ouderwets meisje en sommige dingen doe je gewoon niet.

En bovendien vind ik het ongelooflijk om hier te zijn, in het huis van mijn idool, mijn nummer een.

Vet gaaf cool. Niemand zal me geloven.

De arm waarop je je handtekening hebt gezet ga ik nooit meer wassen.

Ik hoop dat jij hetzelfde doet met je bil.

==

Fabrizio trok zijn t-shirt omhoog. En zag, vlak boven zijn linkerbil, de onleesbare resten van een telefoonnummer. ‘Nee! De douche!’ Hij las verder.

==

Onthoud dat jij altijd de beste bent, alle anderen komen honderd meter na jou.

Maar nu stop ik met complimentjes, je zal wel gek worden van al die meisjes zoals ik. Bel me op als je wilt.

Lisa

==

Fabrizio Ciba las het briefje drie keer over en telkens voelde hij zijn lichaam en geest sterker worden.

Hij zei voldaan in zichzelf: ‘Jij bent nummer een. Jij bent altijd de beste, alle anderen komen honderd meter na jou. Ik had je kunnen misbruiken.’ Hij wees naar het raam en zei: ‘Ik hou van je, lieve Lisa.’

Dát is goddomme nog aan toe Fabrizio Ciba!

Hij kreeg de kinderlijke neiging om het briefje te scannen en het door te sturen naar die ratten van Gianni & partners, maar hij zette daarentegen de geluidsinstallatie aan en schoof een cd van een oude liveopname van Otis Redding in de cd-speler. De woofers van de grote Tannoy-boxen begonnen in beweging te komen en de blauwe vu-meters van zijn oude McIntosh begonnen te golven, terwijl de zanger uit Georgia ‘Try a Little Tenderness’ inzette.

Fabrizio was gek op dat nummer. Hij vond het mooi hoe het zachtjes, rustig begon en dan langzaam aanzwol tot het veranderde in een daverend ritme met die schorre, uitzinnige stem van die good old Otis in contrapunt.

De schrijver pakte een biertje uit de koelkast en begon naakt door de woonkamer te dansen. Hij sprong als de grote Muhammad Ali voor een match en schreeuwde tegen het hele universum: ‘Rot op! Rot op! Ik ben Ciba! Ik ben de beste van allemaal!’ Vervolgens sprong hij op de Gae Aulenti-salontafel en begon met het bierblikje als microfoon te zingen. Hij was buiten adem, zijn maag was gezwollen als een stootkussen, maar hij was nog in vorm. Zo snel was hij niet klein te krijgen. Hij zou niet met zijn staart tussen de benen naar Majorca vluchten. Als vanzelf moest hij denken aan de grote schrijver Francis Scott Fitzgerald. Iemand die had geleefd in decadentie, met schitterende feesten en sprookjesachtige vrouwen.

Hij was weer zichzelf. De oude vechter.

Fabrizio Ciba begon tussen de papieren en de post waarmee het bureau bezaaid lag te zoeken naar de uitnodiging voor het feest.

==

==

25.

==

De Beesten van Abaddon zaten in de Ford Mondeo van hun leider en stonden stil in het verkeer. Het gps-systeem gaf aan dat het nog anderhalve kilometer was naar Villa Ada, maar de afzettingen op de Via Salaria hadden opstoppingen veroorzaakt op de Via Olimpica en de Via dei Prati Fiscali.

Mantos zat achter het stuur en keek in het achteruitkijkspiegeltje naar zijn volgelingen. Ze hadden goed hun best gedaan. Ze hadden hun piercings thuisgelaten en zich gewassen. Silvietta had zelfs haar haar zwart geverfd. Maar sinds ze waren vertrokken uit Oriolo hadden ze met lange, bedrukte gezichten gezwegen. Hij moest ze oppeppen, dat was de taak van de leider. ‘En, jongens? Zijn jullie er klaar voor?’

‘Een beetje zenuwachtig...’ Murder had een droge mond.

Silvietta beet op haar lip. ‘Ik was zelfs voor mijn tentamen algemene psychologie niet zó zenuwachtig.’

Mantos tikte de richtingaanwijzer aan, zette de auto langs de kant van de Via Olimpica en keek hen aan: ‘Hebben jullie vertrouwen in mij?’

Het gezicht van Zombie had de kleur van gekookte bloemkool. ‘Dat hebben we, meester.’

‘Luister goed. De missie is, zoals jullie weten, zelfmoord. Jullie kunnen nu nog terug. Ik verplicht niemand. Maar als jullie besluiten om te blijven, dan moeten we een perfect team zijn, synchroon als een Zwitsers horloge. We moeten genadeloos zijn en vertrouwen hebben in de Boze die over ons waakt.’ Op dat moment zette hij de autoradio aan en werd de auto gevuld met de koren van de Carmina Burana. ‘O Fortuna, velut Luna statu variabilis, semper crescis aut decrescis.’

‘Luister! Wij zijn de slechtste. En ik wil het hoofd van Larita. Als we eenmaal in het park zijn zal niemand een vermoeden hebben van onze aanval. Ze vieren feest, ze drinken, hun verdediging verzwakt en wij maken ze af. Zombie, achter je ligt een opgerold badmatje. Pak dat, maar wees heel voorzichtig.’

De volgeling draaide zich om naar de kofferbak en legde het opgerolde badmatje in de handen van Saverio. De leider van de Beesten van Abaddon legde het matje op zijn knieën en rolde het langzaam open.

Een zonnestraal scheen door het raam naar binnen en deed het staal schitteren.

Vita detestabilis nunc obdurat et nunc curat.’ Het koor vervolgde zijn woeste crescendo.

Mantos tilde het zwaard met enige moeite boven de hoofdsteunen. ‘Dit is de Durendal, de exacte reproductie van het zwaard van Roeland bij Roncesvalles.’

‘Ooooo!’ zeiden de volgelingen in koor. ‘Wat mooi!’

Saverio opende het portier. ‘Laten we uitstappen.’

Silvietta pakte het zwaard vast in een poging Saverio tegen te houden. ‘Wacht, Allerhoogste, iedereen kan ons zien.’

‘Dat geeft niet. Wij verbergen ons achter de auto.’

De Beesten stapten uit en hurkten neer achter de Ford.

‘Knielt allen neer.’ Saverio legde de kling van de Durendal op het hoofd van zijn volgelingen. ‘Murder! Zombie! Silvietta! Ik, Mantos, jullie charismatische vader, hogepriester van de Boze en nederige dienaar van Satan, benoem jullie tot paladijnen van het Kwaad. Dat niemand onze eed moge verbreken, nu en tot in de eeuwigheid! Wij zullen de missie volbrengen. Tot aan het laatste offer van ons eigen leven. Laten wij elkaar nu kussen!’

De Beesten omhelsden elkaar en kusten elkaar ontroerd.

‘Waar zijn jullie mee bezig? Zijn jullie gek geworden?’

Ze draaiden zich om.

Saverio’s neef, Antonio Zauli, zat achter het stuur van een bestelbusje en keek hen verbijsterd aan.

‘Uh... Nou...’ stamelde de leider van de Beesten ongemakkelijk.

‘Vooruit... Jullie zijn laat... Jullie moeten je nog registreren. Stap in.’

==

Ze moesten naar binnen door gate west, de dienstingang. In totaal had het park nog drie ingangen. Twee daarvan waren gesloten en dienden als nooduitgang en de derde, aan de Via Salaria, was de hoofdingang en bestemd voor de gasten. Imposante ijzeren hekken van tien meter hoog gleden over rails en werden voortbewogen door hydraulische pompen.

De dienstingang werd bewaakt door particuliere bewakers die de in- en uitgaande goederen controleerden. Vlak achter het hek was het registratiepunt, een gebouwtje van twee verdiepingen van glas en zuilen van geanodiseerd staal. Al het personeel, van de koks tot de drijvers voor de jacht, moest zich eerst laten registreren alvorens naar binnen te mogen.

De Beesten van Abaddon gingen in de rij staan. Voor hen stonden een stuk of dertig mensen, de meesten gekleurd.

‘Het lijkt het vliegveld wel,’ mopperde Zombie, die ooit naar Keulen was gevlogen voor een concert van ac/dc.

Toen ze aan de beurt waren moesten ze van een bewaker een heel lang vragenformulier invullen en een contract in heel kleine lettertjes ondertekenen. Vervolgens werd er een barcode op hun pols gestempeld. Vandaar liepen ze via een lage gang met gedempt licht een langwerpige ruimte binnen met rijen metalen kastjes waar ze hun kleren konden opbergen en hun uniformen moesten pakken. Silvietta verkleedde zich in de dameskleedkamer. Ze had een zwarte rok, een wit bloesje en schoentjes met rubberzolen gekregen. Toen ze weer tevoorschijn kwam begonnen de anderen te lachen en grappen over haar te maken. Niemand had haar ooit in een rok gezien. Maar ze moesten toegeven dat het haar niet slecht stond.

Op een bord stond in meerdere talen dat het uitdrukkelijk verboden was het terrein te betreden met persoonlijke voorwerpen, met inbegrip van mobiele telefoons, fototoestellen en videocamera’s.

‘Hoe nemen we dan het zwaard mee naar binnen? En de tunieken? We kunnen geen rite uitvoeren zonder de tunieken,’ fluisterde Murder tegen Mantos, die ze in een rugzak verstopt had. Onder zijn arm droeg hij het rode badmatje waarin hij de Durendal had opgerold.

Daar had Saverio geen rekening mee gehouden. Wat nu? Het belangrijkste was dat hij deed alsof hij alles onder controle had. ‘Geen probleem. Rustig maar.’ Hij haalde diep adem en liep door de metaaldetector, biddend dat het alarm niet zou afgaan.

Maar het mocht niet zo zijn.

‘Hier komen,’ beval een bewaker, verzwaard door een kogelvrij vest. ‘Wat hebt u daar?’

Mantos rolde het matje nonchalant open.

De bewaker schudde zijn hoofd. ‘Wapens zijn niet toegestaan.’

Mantos haalde zijn schouders op alsof hij dit irritante gedoe voor de honderdste keer moest uitleggen. ‘Dit is geen wapen, maar een reproductie van een Durendal, die van Roeland was en daarvoor van Hector.’

De man zette zijn donkere bril af en toonde twee oogjes die expressief waren als lampenkapjes. ‘Hoe bedoelt u?’

De leider van de Beesten keek naar zijn volgelingen, die net als de bewaker wachtten op een antwoord. Hij glimlachte. ‘Ik bedoel dat het uitsluitend esthetische waarde heeft.’ Hij vond dat zelf een prima antwoord. Zo’n definitief antwoord waarop niets meer te zeggen valt.

‘En waar hebt u het voor nodig?’ zei de bewaker daarentegen toch.

‘Waar ik het voor nodig heb? Dat zal ik u eens uitleggen.’ Hij haalde diep adem en begon te kletsen. ‘Om het vlees te snijden. Ik ben degene die het rood vlees moet aansnijden. En de kleren hier in mijn rugzakje zijn voor een goochelact. Ik ben goochelaar Mantos en dit zijn mijn drie assistenten.’

De bewaker krabde zich achter op zijn geschoren hoofd. ‘Dus als ik het goed begrijp bent u een goochelaar die verantwoordelijk is voor het rood vlees?’

‘Precies.’

Er brak iets in de weinige granieten zekerheden van de bewaker. ‘Een ogenblik.’ Hij liep weg en begon te smoezen met iemand die waarschijnlijk zijn leidinggevende was.

Toen kwam hij terug en zei: ‘Goed, jullie mogen erdoor.’

Verstijfd liepen de Beesten door de controlezone en kwamen uit op een soort parkeerterrein vol kratten met wijn, levensmiddelen en blikken. Aan de ene kant stond een rij wagentjes geparkeerd die deden denken aan golfkarretjes. Om het parkeerterrein was een stalen hek geplaatst waaraan bordjes hingen met: gevaar, hek onder hoogspanning.

Zodra ze weer alleen waren, konden de Beesten hun vreugde niet langer bedwingen.

‘Grote Mantos! Je bent een held!’ Murder sloeg zijn meester een paar keer vriendschappelijk op de schouder.

Silvietta klampte zich aan de Allerhoogste vast. ‘Prachtig, dat verhaal over de goochelaar die het vlees moet aansnijden.’

‘Wie weet wat die twee met elkaar gesmoesd hebben. Je hebt ze mooi in de maling genomen,’ zei Zombie grinnikend.

‘Genoeg! Genoeg zo!’ De leider probeerde de omhelzingen van zijn volgelingen in te perken.

‘Alweer! Zijn jullie soms homo’s?’ schreeuwde Antonio vanuit een elektrisch karretje. ‘Kom op, instappen, vlug. Ik breng jullie naar de keukens. Er is een hoop te doen en straks komen de gasten al.’

Mantos keek om zich heen. ‘Waar is al die beveiliging eigenlijk voor nodig?’

Antonio trapte het gaspedaal in: ‘Dat gaan jullie nu ontdekken.’

Ze reden door het hek en sloegen een paadje in dat in het bos verdween. Eerst zagen ze niets bijzonders, maar toen meende Zombie iets tussen de bladeren van de takken te zien springen. Totdat ze schrille kreten hoorden toen ze langsreden.

‘Gibbons. Rustig maar, ze doen niets.’

‘Neeeee. Dat kan niet waar zijn! Kijk.’ Zombie wees naar iets achter de bomen. Waar de begroeiing dunner werd strekte zich een heldergroen grasland uit waarop gnoes, gazelles en giraffen stonden te grazen. Verderop in een donkere vijver verschenen de bemodderde ruggen van een kudde nijlpaarden. Gieren vlogen door de lucht.

Mantos was stomverbaasd. ‘Het lijkt hier wel de dierentuin van Fiumicino.’

‘En dit is nog niets. Wacht maar totdat je de rest ziet,’ glimlachte Antonio tevreden.

Rechts van hen, verborgen achter steeneiken, verrees een soort miniatuurelektriciteitscentrale. Grote groen geschilderde transformators versmolten met de vegetatie onder het uitstoten van een dof gezoem. Uit het gebouwtje staken gekleurde buizen die in de grond verdwenen.

‘Dit is de voedingsbron van het hele park,’ legde Antonio uit. ‘Chiatti produceert zijn eigen elektrische energie met behulp van gas. Dat is handiger dan elektriciteit inkopen bij het reguliere energiebedrijf, gezien het aantal kilowatt dat hij nodig heeft om de omheiningen onder spanning te houden, het park te verlichten, de computerkamer van stroom te voorzien...’

Het pad werd gekruist door een tiental zebra’s met een paar veulentjes in hun gevolg. Silvietta raakte in vervoering. ‘Kijk die kleintjes nou toch. Wat schattig!’

Ze wachtten tot de kudde was overgestoken en vervolgden hun tocht.

Saverio vroeg op ongeïnteresseerde toon aan zijn neef: ‘Weet jij eigenlijk of Larita er al is?’

Antonio haalde zijn schouders op. ‘Ik geloof dat Chiatti een appartement voor haar heeft gereserveerd in Villa Reale, maar dat is alles wat ik weet.’

Even later verscheen tussen de toppen van de bomen een oud gebouw van drie verdiepingen met daarbovenop een terras met twee torentjes.

‘Dit is de koninklijke villa.’

Op de parkeerplaats achter het huis, verborgen achter hoge buxusstruiken, was het een koortsachtig komen en gaan van mannen en voertuigen te midden van het stof dat opwaaide door de banden van bestelbusjes, pick-ups en landrovers. Werklui in groene uniformen laadden voedsel, flessen, tafelkleden, glazen, bestek en tafels uit onder bevel van in het zwart geklede mannen die brulden alsof ze in een militaire gevangenis waren. Onder een afdak zaten de gekleurde drijvers in lendendoek gehurkt in het stof en aten uit gamels iets wat leek op tortellini in bouillon.

In een hoek stonden prefab gebouwtjes waaruit dampen en voedselgeuren ontsnapten.

‘Dat zijn de keukens. Zo direct komt Zóltan Patrovič om te kijken of alles goed verloopt. Denk erom.’ Antonio’s gezicht stond nu ernstig. ‘Laat je niet betrappen terwijl je duimen draait.’

‘Wie is Zóltan Patrovič?’ slikte Silvietta bezorgd.

‘Het is duidelijk dat jullie uit Oriolo komen. Dat is een beroemde Bulgaarse chef. Hij is erg veeleisend, dus zorg dat je je werk goed doet.’

Het viertal stapte uit het karretje.

Antonio wees naar een zwarte man. ‘Jullie gaan nu naar hem toe en vragen wat jullie moeten doen. Wij zien elkaar later... En denk erom, geen streken uithalen.’

==

==

26.

==

Fabrizio Ciba stond met zijn Vespa, die donkere rook uitspuugde, stil voor het stoplicht op de kruising van de Via Salaria en de Viale Regina Margherita. Hij had de scooter opgehaald en weer aan de praat weten te krijgen.

Naast hem remde een scooter af met twee pubers met laag afhangende jeans waar billen en onderbroeken onderuitstaken. Ze observeerden hem even, kwetterden vervolgens opgewonden en toen vroeg het meisje dat achterop zat: ‘Sorry, maar ben jij Ciba? Die schrijver van de televisie?’

Fabrizio toverde zijn spottende uitdrukking tevoorschijn waarbij hij al zijn gebleekte tanden liet zien. ‘Ja, maar tegen niemand zeggen, hoor. Ik ben op een geheime missie.’

De blondine vroeg: ‘Ga jij soms naar het feest in Villa Ada?’

De schrijver haalde zijn schouders op als om te zeggen: ‘Touché.’

Het andere meisje vroeg hem, kauwgom kauwend: ‘Zou je ons niet mee naar binnen kunnen smokkelen? Toe...? Toe...? Alsjeblieft...? Iedereen komt daar...’

‘Dat zal wel, maar volgens mij kan dat echt niet. Hoewel ik veel meer plezier zou hebben als jullie daar ook zouden zijn.’

Het stoplicht sprong op groen. De schrijver schakelde in de eerste versnelling en de Vespa schoot weg. Even zag Ciba zichzelf weerspiegeld in de etalage van een boetiek. Hij had voor de gelegenheid een lichtbruine katoenen broek aangetrokken, een lichtblauw oxford overhemd, een vaalblauwe stropdas uit Cambridge die nog van zijn opa was geweest en een colbertje van witgrijs gestreepte madras met drie knopen van J. Crew. Dat alles met zorg gekreukeld.

Hoe dichter hij Villa Ada naderde, hoe drukker het verkeer werd. Groepjes agenten probeerden de auto’s om te leiden over de Via Chiana en de Via Panama. In de lucht ronkte een helikopter van de carabinieri. Op de trottoirs stonden mensen te duwen achter de dranghekken die bewaakt werden door me’ers in oproeruitrusting. Veel omstanders waren jonge dissidenten uit de buurtcentra die demonstreerden tegen de privatisering van Villa Ada. Er hingen spandoeken aan de balkons. Op een heel lang spandoek stond: chiatti vuile maffioso! wij willen ons park terug! En een ander: burgemeester&wethouders zijn dieven! En deze: villa ada kom terug bij de romeinen!

Fabrizio besloot zijn Vespa te parkeren en na te denken over een aspect dat hij nog niet in overweging had genomen. Zijn aanwezigheid op het feest van Chiatti zou zijn publieke imago van geëngageerde intellectueel kunnen schaden. Hij was een linkse schrijver. Hij had het landelijke congres van de pd, de democratische partij, geopend en daarbij een dringende oproep gedaan voor de inmiddels in doodsnood verkerende Italiaanse cultuur. Hij had nooit nee gezegd tegen een presentatie voor de linkse culturele centra Leoncavallo of Brancaleone.

Ik kan nog steeds terug naar huis, niemand heeft me gezien...

‘Hé, ouwe makker!’

Fabrizio draaide zich om. Paolo Bocchi zat achter het stuur van een Porsche Cayenne en remde naast hem af.

Nee, hè!

‘Schrijvertje, laat die schroothoop staan en stap in, kom op! Dan maak je tenminste een behoorlijke entree.’

‘Nee, ga maar, ik heb een telefoontje. Werk. We zien elkaar binnen, goed?’ loog Fabrizio.

De chirurg wees naar een groepje jongeren met kaffiya’s op hun hoofd. ‘Wat willen die eikels?’ En hij trok luid toeterend op.

Wat moest hij doen? Als hij weg wilde gaan, kon hij dat maar beter snel doen. Fotografen en filmploegen van de tv cirkelden hongerig rond op zoek naar gasten.

Terwijl hij keek naar de jongeren van de actiecentra die naar de agenten schreeuwden: ‘Jullie zijn stront en jullie blijven stront’, moest Fabrizio weer denken aan iets wat hij om een onverklaarbare reden soms vergat: Ik ben een schrijver. Ik vertel over het leven. Net zoals ik de bomenkap in de duizend jaar oude bossen in Finland heb bestreden, kan ik dit stelletje nouveau riches en maffiosi ook door het slijk halen. Een lekker artikel in la Repubblica en ik zet ze allemaal op hun plek. Ik ben anders. Hij keek naar zijn gekreukelde jasje. Mij kunnen jullie niet omkopen! Ik heb schijt aan jullie! Hij stapte weer op zijn Vespa, schakelde in de eerste versnelling en reed de menigte tegemoet.

De samenstelling van het publiek achter de dranghekken was aan het veranderen. Nu waren er meer jonge meisjes en hele gezinnen met mobieltjes die foto’s van hem namen en naar hem riepen dat hij moest stoppen.

Eindelijk bereikte hij de ingang, die bewaakt werd door een twintigtal hostesses en een groepje particuliere bewakers. Een blond meisje in een heel strak getailleerd jasje liep op hem af. ‘Dag, meneer, fijn dat u er bent. We wisten niet zeker of u zou komen, u had niet bevestigd.’

Fabrizio zette zijn Ray-Ban af en keek haar aan. ‘U hebt gelijk, ik voel me verschrikkelijk schuldig. Hoe kan ik het goedmaken?’

Het meisje glimlachte. ‘U hoeft niets goed te maken... als u me alleen even uw uitnodiging wilt geven.’ En ze strekte haar hand uit naar de schrijver.

Fabrizio pakte de envelop. De uitnodiging daarin was een magnetisch pasje. Hij overhandigde het aan de hostess, die het over een leesapparaat haalde. ‘Alles in orde, meneer Ciba. De Vespa kunt u hier links parkeren en dan kunt u naar de ingang lopen. Ik wens u veel plezier.’

‘Dank u,’ antwoordde de schrijver en hij schakelde in de eerste versnelling. Hij draaide linksaf, kruiste de rode loper die naar de ingang voerde, naar een parkeerplaats die gevuld was met bmw’s, Mercedessen, Hummers en Ferrari’s. Hij hees de Vespa op de standaard, zette zijn helm af en haalde zijn handen door zijn haar. Terwijl hij een check uitvoerde in het achteruitkijkspiegeltje, hoorde hij vanaf de dranghekken een gesmoorde kreet: ‘Huichelaar!’ Hij had niet eens tijd om te begrijpen wat er aan de hand was, of iets zwaars raakte hem op zijn linkerschouder. Even dacht hij dat anarchisten van het Black Bloc straatstenen naar hem gooiden. Hij verbleekte, liep doodsbang achteruit en hurkte neer achter een suv. Toen keek hij, happend naar adem, naar zijn geraakte schouder. Een Siciliaans rijstballetje gevuld met erwtjes en gehakt was op zijn jasje uiteengespat en droop langzaam neer op zijn borst met achterlating van een vettig kwijlspoor van mozzarella en warme tomatensaus. Fabrizio sloeg het gehaktballetje van zijn schouder alsof het een geïnfecteerde bloedzuiger was en slingerde het op de grond. Gekwetst, bespot en vernederd draaide hij zich om naar de menigte. Drie mannen in jasje-dasje met krulhaar en baard keken hem vol haat aan, alsof hij Mussolini zelf was (die overigens ooit was gearresteerd in Villa Ada). Ze wezen met gestrekte arm naar hem en schreeuwden in koor: ‘Ciba klootzak! Jij moet sterven! Jij bent corrupt!’ De schrijver kon nog net een literbeker Coca-Cola ontwijken die uiteenspatte op de motorkap van de suv.

Een pantserwagen braakte een modderstroom van me’ers uit die de relschoppers met wapenstokken te lijf gingen. De drie baardmannen probeerden zich te beschermen door een dranghek omhoog te trekken. Degene die het rijstballetje had gegooid werd door een agent geraakt op zijn wenkbrauwboog, er spoot bloed uit waardoor zijn gezicht veranderde in een rood masker. De andere twee belandden op de grond onder de klappen van de wapenstokken.

Een jonge agent pakte de schrijver bij een arm en trok hem mee achteruit, terwijl hij schreeuwde: ‘Weg, wegwezen!’

Fabrizio, bang en verward, volgde hem zonder zijn ogen te kunnen afhouden van de bebloede man die op de grond lag en bleef schreeuwen: ‘Ciba, je bent vervloekt! Je bent net als de rest! Corrupte hypocriet! Je bent een smeerlap.’ Terwijl de me’ers doorgingen met meppen, stonden de vlaggenschepen stil op de rode loper en maakten de genodigden hun wandelingetje onder de flitslichten van de fans en de fotografen. Fabrizio Ciba trok zich met bonkend hart terug tussen de auto’s. ‘Kolere nog aan...’ hijgde hij, terwijl hij zich het zweet van het voorhoofd wiste. ‘Ze zijn gek geworden!’

‘Alles in orde?’ vroeg de agent.

Ciba knikte.

‘Waar wacht u nog op. Ga weg, gauw, hier is het gevaarlijk.’

Fabrizio had het gevoel alsof hij doodging. Nee, nee, ik ga terug naar huis.

Hij kon niet. Hij zag de krantenkoppen al voor zich: schrijver fabrizio ciba vlucht weg na belaagd te zijn door demonstranten bij het feest van chiatti. Terwijl die drie allesbehalve jongeren uit subversieve actiecentra waren.

Hij zat nu al diep in de shit en de enige manier om eruit te komen was een paar uur op het feest blijven en dan naar huis te gaan en een lekker gloedvol artikel te schrijven. Hij liep met zijn vettige olijfolie-en-tomatensausjasje naar de rode loper. Hij besloot dat hij het jasje maar beter kon uittrekken en het nonchalant over een schouder kon laten hangen.

Voor de ingang van het park was de situatie totaal anders. Gigantische elegante auto’s spuugden voortdurend acteurs, voetballers, politici, tv-bimbo’s uit onder applaus en gejoel van de toeschouwers die platgedrukt tegen de dranghekken stonden als kippen op een grill. Zoiets had hij zelfs niet op het filmfestival van Venetië gezien. De vips zwaaiden en de dames lieten zich fotograferen in hun designjurken. Een meisje slaagde erin over het dranghek te klimmen en zich op Fabio Sartoretti, de komiek van Bazar, te werpen. Maar zijn lijfwachten vloerden haar en smeten haar vervolgens terug in de menigte, die haar in zich opzoog.

Ciba raapte al zijn moed bijeen en ging met gebogen hoofd, in de hoop dat hij niet zou worden herkend, op weg naar de rode loper. Maar toen hij zag dat zijn fans hem zo hartelijk begroetten, kon hij zich niet inhouden en begon hij te zwaaien.

Op dat moment remde een bmw met geblindeerde ramen voor het defilé. Uit de auto kwamen een paar bruine benen waar geen einde aan leek te komen. Vervolgens stapte Simona Somaini uit. Miss Italië 2003, die een succesvolle carrière had als actrice in Sms uit het hiernamaals, droeg een zakdoekje van strassteentjes dat haar rug en een groot deel van haar billen onbedekt liet en aan de voorkant amper haar borsten bedekte maar niet haar gladde, bruine buik. Naast haar herkende hij de beroemde filmagente Elena Paleologo Rossi Strozzi, die vergeleken bij de diva een pygmee met een lintworm leek. Hoewel Ciba nog steeds van slag was door het incident, bedacht hij bij de aanblik van dat rasveulentje dat het eigenlijk helemaal niet zo’n mislukte dag was. En vooral bedacht hij dat hij haar nog nooit had geneukt en dat dat gemis nodig moest worden goedgemaakt.

Fabrizio sperde zijn borstkas open, trok zijn maag naar binnen en zette zijn weergaloze uitdrukking van verdoemde schrijver op. Hij stak een sigaret op, zette die in één mondhoek vast en liep nonchalant langs haar.

‘Fabri! Fabri!’

Ciba telde tot vijf, draaide zich toen om en keek haar stomverbaasd aan, alsof hij een werk van Mondriaan voor zich zag. ‘Wacht... Wacht...?’ Toen schudde hij zijn hoofd. ‘Nee... Sorry...’

De actrice was niet zozeer gekwetst als wel in de war. De afgelopen jaren hadden ze haar alleen niet herkend wanneer ze op bezoek ging bij haar oom Pasquale in een blindeninstituut in Subiaco. Vervolgens dacht ze dat de schrijver misschien bijziend was. ‘Fabrizio? Ik ben het, Simona. Je weet toch zeker nog wel wie ik ben?’

‘In Recanati misschien?’ Fabrizio noemde de eerste plaatsnaam die in hem opkwam. ‘Bij het seminar over Leopardi?’

‘De talkshow Porta a Porta, een maand geleden!’ La Somaini had een pruilmondje willen trekken, maar de botox verhinderde haar dat. ‘Dat trieste verhaal van de kleine Hans...’

Ciba sloeg zichzelf op zijn voorhoofd. ‘Verdorie, die alzheimer ook... Hoe kan ik nou de Venus van Milo vergeten! Je kalender hangt zelfs bij me op de wc.’

Somaini stootte een klank uit die leek op de lokroep van een broedse wulp. ‘Zeg me niet dat jij mijn kalender hebt! Een schrijver zoals jij met die truckerkalender.’

Fabrizio loog schaamteloos: ‘Ik ben dol op februari.’

Ze tikte even tegen haar kapsel. ‘Maar wat doe je hier? Ik wist niet dat jij het type was voor dit soort feesten.’

Ciba hief een hand op. ‘Ik weet niet... Een aangeboren en nooit erkende vorm van masochisme? Een onbedwingbare behoefte aan gezelligheid?’

‘Fabrizio, ruik jij dat ook... die lekkere geur van tomatensaus en mozzarella?’ De laatste keer dat Simona een Siciliaans rijstballetje had geproefd, was nadat zij als jong meisje vormsel toegediend had gekregen.

‘O... Nee, ik ruik niets,’ zei Ciba, terwijl hij in de lucht snoof. Rita Baudo van Tg4, het nieuwsprogramma van Net 4, redde hem uit de netelige situatie. Ze kwam aanlopen met een microfoon in de hand, gevolgd door een cameraman.

‘En hier hebben we de actrice Simona Somaini, als altijd in topvorm, samen met schrijver Fabrizio Ciba! Ga me niet vertellen dat ik hier de scoop te pakken heb!’

Somaini klampte zich als in een pavlovreactie vast aan de arm van Ciba. ‘Hoe bedoel je, Rita? We zijn gewoon vrienden!’

‘Willen jullie niet een geheimpje verklappen aan de kijkers van Varietà?’ Rita Baudo plantte de microfoon tegen het gebit van Ciba, die hem geïrriteerd wegduwde. ‘Heb je niet gehoord wat Simona zei? We zijn oude vrienden.’

‘Maar je wilt onze kijkers toch wel begroeten?’

Fabrizio wapperde met zijn hand voor de camera. ‘Hoi.’ En met Somaini aan de arm liep hij weg.

Rita Baudo draaide zich om naar de cameraman en keek geveinsd poeslief in de camera: ‘Volgens mij vertellen die twee niet de hele waarheid!’

Een onmenselijke schreeuw verhief zich boven de hellecirkel aan de andere kant van de dranghekken. Rita Baudo rende erheen. Uit een Hummer stapten Paco Jiménez de la Frontera en Milo Serinov, respectievelijk de spits en de doelman van Roma.

==

==

27.

==

Op ongeveer driehonderd meter afstand van de parterre van de vips, op de parkeerplaats achter Villa Reale, stonden de Beesten van Abaddon zich af te beulen. Zombie laadde vloekend en tierend kratten Fiano d’Avellino uit een bestelbus. Mantos was in de keuken beland om borden te wassen. Murder en Silvietta moesten zes cassettes met zilveren bestek voor het Indiase diner oppoetsen.

De vestaalse maagd wreef met neergeslagen ogen een vork op met een doek. ‘Altijd hetzelfde met jou.’

Murder pufte geïrriteerd. ‘Luister, zullen we erover ophouden...’

‘Nee, we houden er niet over op. Jij had beloofd dat je het hem in de auto zou zeggen. Waarom heb je dat niet gedaan?’

Nijdig smeet Murder een ongepoetst mes tussen de gepoetste messen. ‘Ik heb het geprobeerd... Maar op het laatst vond ik het niet eerlijk, na dat verhaal dat hij had gehouden. En sorry hoor, maar waarom moet ik altijd degene zijn die de lastige dingen zegt?’

Silvietta sprong overeind. Soms kon ze haar vriendje niet verdragen. ‘Nou, je hebt zelf tegen mij gezegd dat jij het hem zou zeggen. En dat je dat geen probleem vond.’

Murder opende zijn mond. ‘Inderdaad, wat is eigenlijk het probleem? Zodra ik kan zal ik het hem zeggen.’

Zijn vriendinnetje greep hem bij zijn pols. ‘Nee, we gaan het hem nu meteen vertellen! Dan hebben we meer rust. Goed?’

Murder stond met tegenzin op. ‘Goed. Maar ik baal wel van je... Je weet hoe kwaad hij kan worden...’

Ze staken de binnenplaats over en letten op dat ze niet betrapt werden door Antonio, die op een krat stond om iedereen orders te geven. Hij was van een zachtaardige, beminnelijke man getransformeerd in een kapo.

Murder en Silvietta liepen de keukens binnen. Dat waren drie enorme ruimtes gevuld met roestvrijstalen apparaten en allerlei soorten dampen, geuren en aroma’s. Er waren minstens een stuk of vijftig koks, gekleed in het wit en met een koksmuts op. En een leger hulpjes en bordenwassers dat druk in de weer was. Het geluid van pannen en stemmen was oorverdovend.

Ze vonden Saverio zittend op een kruk met een mesje in zijn hand. Hij schilde een berg aardappels waarmee de hele gevangenis van Rebibbia gevoed zou kunnen worden.

Toen Mantos hen zag, fluisterde hij heel zachtjes: ‘Wat doen jullie hier? Zijn jullie gek geworden? Als ze jullie betrappen... Ik heb tegen Zombie gezegd dat we elkaar over een halfuur zien voor een korte briefing waarin ik jullie het plan van aanpak meedeel. Maar nu moeten jullie naar buiten.’

Murder keek hem aan en fluisterde, zich letterlijk in bochten wringend: ‘Wacht even... We moeten je iets belangrijks vertellen.’

Mantos stond op en nam ze mee naar een hoekje. ‘Wat dan?’

‘Nou...’ Murder kon niet verder praten.

‘Nou wat? Zeg op!’

Achter hen sprak een flageoletstem met een sterk Oost-Europees accent: ‘Wie heeft jullie tweeën toestemming gegeven om de tempel te betreden?’

Er viel een doodse stilte in de keukens. Zelfs de afzuigkappen en de handmixers leken te zijn stilgevallen. De musjes buiten waren verstomd.

De Beesten draaiden zich om en stonden tegenover een in de dampen van het gekookte vlees gehulde monnik. Behalve dat de pij van zwarte zijde was en er zilveren paradijsvogels op waren geborduurd. Hij hield zijn handen gekruist in de wijde mouwen van de pij en had blote voeten. Onder zijn kap kwamen een wit puntbaardje, twee hoekige jukbeenderen, een haviksneus en ogen zo grijs en kil als een winterdag aan de Kaspische Zee tevoorschijn.

De leider van de Beesten van Abaddon wist zeker dat het Zóltan Patrovič was, de onvoorspelbare Bulgaarse chef.

Saverio had nooit de grote Raspoetin gezien, de vervloekte monnik die al liegend en bedriegend de tsaar en diens familie de dood had ingejaagd, maar hij dacht dat de man die voor hem stond daar de reïncarnatie van moest zijn.

Achter hem stonden de koks en de keukenhulpjes roerloos met neergeslagen ogen te wachten.

‘Nee... Tja... Ach... Je weet ’t niet...’ Er ontsnapten een paar ongestructureerde woorden uit Saverio’s mond. Hij had graag de schuld op zich willen nemen, maar het was alsof zijn tong verdoofd was door een injectie met lidocaïne. En hij kon zijn ogen niet van die van de chef afhouden. Twee zwarte putten. Ze waren zó diep, hij had het gevoel alsof hij erin werd gezogen.

Zóltan pakte met één hand zijn voorhoofd vast.

De leider van de Beesten voelde een weldadige warmte van de vingertoppen van de chef in zijn hoofd stromen en moest opeens denken aan de macaronifrittata die tante Imma vroeger, toen hij klein was, altijd voor hem maakte als hij bij haar in Gaeta ging logeren.

Hij hypnotiseert me, dacht hij even, maar onmiddellijk realiseerde hij zich dat hij sindsdien niet meer zo’n lekkere frittata had gegeten. Hij was zo speciaal omdat tante hem maakte van de restjes van de pasta alla puttanesca van de vorige dag. Dik en compact. Ietsje aangebrand. En binnenin heel veel olijven en kappertjes. Jammer dat tante Imma dood was, anders zou hij haar opbellen om te vragen of ze weer eens zo’n frittata voor hem wilde bakken. Vervolgens zei hij tegen zichzelf dat hij eigenlijk alleen maar zijn excuses hoefde aan te bieden en dan gauw naar huis zou kunnen gaan om zelf zo’n lekkere frittata te bakken. Zouden er nog eieren in de koelkast liggen?

‘Neem me niet kwalijk. U hebt helemaal gelijk. Wij hebben een fout gemaakt en wij schamen ons daarvoor. Maar nu moet ik gaan uitzoeken of Serena eieren heeft gekocht,’ zei Mantos ernstig.

‘Op de knieën,’ beval Patrovič op vlakke toon.

Alsof ze op afstand bestuurd werden, zakten ze alle drie op hun knieën.

‘Hoofd op de grond.’

Alle drie legden ze hun hoofd op de grond.

De monnik klom op hun ruggen.

Wat raar, hij weegt niks, zei Saverio in zichzelf. Misschien zweeft hij.

De chef bleef minstens een paar minuten stil boven op hen staan.

Saverio kon hem niet zien, want zijn hoofd lag op de vloer, maar hij stelde zich voor dat de chef naar de andere koks stond te kijken. Uiteindelijk zei Zóltan: ‘Goed. Wij begrijpen elkaar.’ En hij stapte van de ruggen van de Beesten af.

Iedereen knikte en ging met ingehouden adem weer aan het werk.

Hij is telepathisch, vermoedde Saverio.

Vervolgens liep de monnik stijf als een houten beeld, haast alsof hij onder zijn pij een skateboard had, door de keuken. De koks maakten buigingen en reikten hem de schalen aan. Als een pranagenezer bewoog hij zijn hand eroverheen.

Nu en dan mompelde hij: ‘Minder gember. Meer zout. Te veel komijn. Meer rozemarijn.’

En toen was hij opeens verdwenen.

==

Welkomstbuffet

==

==

28.

==

Ook Fabrizio Ciba en de andere genodigden moesten zich onderwerpen aan een procedure die leek op wat de Beesten hadden ondergaan om de villa binnen te mogen. De schrijver liep door de metaaldetector.

Toen Simona Somaini aan de beurt was, moest ze haar gsm afgeven.

‘Wat is dat voor een poppenkast?’ vroeg de schrijver aan een hostess. Het meisje legde uit dat Chiatti niet wilde dat het feest een openbaar evenement werd. Dus mochten er geen foto’s of filmpjes worden gemaakt, maar er mocht ook niet worden gecommuniceerd met de buitenwereld. Om die reden waren er ook geen officiële journalisten toegelaten.

‘Maak je geen zorgen, de fotografen van Sorrisi e Canzoni zijn er wel. Chiatti heeft hun de exclusieve rechten gegeven,’ vertrouwde Somaini, die op dit gebied ervaringsdeskundige was, hem zachtjes toe.

De twee liepen de controlepost uit en zagen toen een treintje in de vorm van een torpedo op een monorail. Er stond op: villa ada enterprise.

Ze gingen zitten op stoeltjes van zwart leer. Door de luidsprekers in het treintje werd de stem van Louis Armstrong verspreid die ‘What a Wonderful World’ zong. Tegelijk met hen stapte ook Paco Jiménez de la Frontera in, met lang geblondeerd haar en een onderkaak waar de vrouwen wild van werden. De voetballer droeg voor de gelegenheid een oogverblindend glimmende smoking met daaronder een wit satijnen t-shirt. De dame die hij bij zich had, Taja Testari, het majestueuze model uit Montopoli di Sabina, was van top tot teen bedekt door een jurk van zwarte organza die haar naakte lichaam omhulde.

Fabrizio had het een keer met haar gedaan, na het gala van Canale 5, maar hij was toen zo dronken geweest dat hij zich alleen nog kon herinneren dat zij hem onder het neuken een klap op zijn neus had gegeven, en hij wist niet of dat was omdat ze een erotisch spelletje speelde of omdat hij haar jurk kapot had gescheurd.

Ook Paco’s clubgenoot Milo Serinov stapte in, gevolgd door een voormalige tv-bimbo. In zijn kielzog sleepte hij een misselijkmakende walm van aftershave mee.

Simona Somaini kwetterde aan één stuk door, terwijl ze zich vastklampte aan de arm van Fabrizio Ciba en haar borsten erop liet rusten. De schrijver verdacht haar ervan dat ze dat allemaal deed omdat ze wist dat de rechten van Het hol van de leeuwen verkocht waren aan Paramount. Wie weet wat ze zich in haar hoofd haalde. Maar ze wist niet dat hij geen enkele zeggenschap over de film zou hebben. De Amerikanen hadden hem niet eens willen ontmoeten. Ze hadden zijn agente laten weten dat ze dat niet nodig vonden. Ze hadden hem een zak met geld gegeven, onder voorbehoud dat hij verder niet zou zeuren.

De flatscreen op de rugleuning van de stoel voor hen lichtte op en de kop van Salvatore Chiatti verscheen in beeld.

‘O god, hij lijkt precies op Minos!’ riep Simona uit, terwijl ze haar hand voor haar mond sloeg van verbazing.

Fabrizio was ook verbaasd. Hij had niet gedacht dat de actrice iets wist van Griekse mythologie. ‘Minos?’

‘Ja, de mopshond van Diego Malara, mijn kapper. Als twee druppels water.’

De actrice vergiste zich niet, want de vastgoedhandelaar uit Campania vertoonde inderdaad een ongelooflijke gelijkenis met de kleine bulldog. Uitpuilende ogen, een kleine, platgeslagen neus, een ronde schedel die rechtstreeks op de brede schouders rustte. Opzij, boven de kleine oortjes, groeide een streep zilverwit haar, maar verder was hij helemaal kaal.

‘Goedemiddag. Ik ben Salvatore Chiatti. Ik hoop dat dit feest uw stoutste dromen zal overtreffen. Mijn assistenten en ik hebben al het mogelijke gedaan om daarvoor te zorgen. Maar nu vraag ik u om uw ogen te sluiten. Ik maak geen grapje, sluit u alstublieft uw ogen.’ De gasten keken om zich heen en gehoorzaamden toen verlegen.

De stem van Chiatti klonk steeds lieflijker. ‘Stel je voor dat je weer kind bent. Oma is naar het dorp en jij bent alleen in het houten huisje. Opeens begint de hemel te donderen. Je doet het raam open en wat zie je? Verderop op de vlakte komt er een tornado jouw kant op. Radeloos begin je alle luiken dicht te doen, de voordeur op slot, maar binnen een seconde is de tornado bij het huisje en word jij met hutje en al door de lucht meegesleurd. Het huis draait en draait en draait... En de tornado neemt het mee omhoog, hoger, steeds hoger, voorbij de regenboog.’ Op de achtergrond klonk een instrumentale versie van ‘Over the Rainbow’. ‘En ten slotte zet de tornado je zachtjes neer in een nieuwe, onontdekte wereld. In een wereld waar de wilde, ongerepte natuur leeft in harmonie met de mensen. Nu mag je je ogen weer opendoen. Welkom in het paradijs op aarde. Welkom in Villa Ada. Hou je goed vast. Drie, twee, een, go!’

‘O god.’ Simona Somaini kneep in de hand van Fabrizio Ciba, terwijl de trein wegzoefde en de gasten tegen de rugleuningen gedrukt werden. Ze reden met volle vaart een meter of dertig door het bos, vervolgens ging de rail als een achtbaan omhoog en bracht hen boven de toppen van de naaldbomen. Waar ze voorbijkwamen vlogen hordes gekleurde papagaaien, asgrijze kraanvogels en enorme gieren met kale nekken op. Toen reden ze langzaam weer omlaag, totdat ze op een groen veld kwamen en tussen kuddes gnoes, zebra’s, buffels en giraffen door reden, die zich niets van het treintje leken aan te trekken. Ze reden verder over een kleine hoogvlakte waar een leeuwenkolonie in de zon lag te soezen naast een meute Afrikaanse honden en vandaar ging het omlaag over een heuvelkam waarop lage bomen groeiden.

De passagiers wezen elkaar de dieren aan en schreeuwden van opwinding. Fabrizio meende tussen de vegetatie apen te zien. De trein maakte een wijde bocht die hen langzaam terugbracht op zo’n dertig meter hoogte. Vandaar hadden ze een compleet uitzicht over het park. Het was een enorm groen tapijt en de gebouwen van de wijk Salario en het viaduct van de Via Olimpica waren nauwelijks te zien.

Na een adembenemende afdaling gleed de trein over een grote vijver waarin drie woonboten lagen aangemeerd. De torpedo boorde zich met een vuurwerk van spetters en onder luid gekrijs van de passagiers in het water.

Simona was enthousiast. ‘Zelfs bij de piratenwatervallen in Gardaland heb ik niet zó genoten.’

De trein reed naar een huis met een torentje en een Italiaanse tuin met struiken die grote geometrische figuren vormden. Daar remde de trein plotseling af en stond stil. De deuren schoven met een puf open. Op het perron werden zij opgewacht door hostesses die verrekijkers en boekjes met foto’s van de wilde dieren uitdeelden.

‘Waar is de drank? Ik heb een bourbon nodig,’ zei Ciba, die zich moest beheersen om niet zijn diepe minachting voor Chiatti en de in scene gezette dierentuinsafari te laten merken. Om maar te zwijgen van dat verhaaltje dat hij erbij had verteld, dat was goddomme regelrecht gejat van De tovenaar van Oz. Hij zou zijn verontwaardiging laten groeien, kweken, voeden, sublimeren en dan met de kracht van een atoombom omzetten in een groot artikel in la Repubblica.

Bij die gedachte knapte hij weer op. Hij was nog steeds het enfant terrible, de vlijmscherpe schrijver, snijdend als een verdwaalde scherf, die deze pathetische kermistent aan stukken zou snijden.

==

==

29.

==

Op hetzelfde moment vond achter een gereedschapsschuur de briefing van de Beesten van Abaddon plaats.

Mantos zat op een elektrische grasmaaier. ‘Welnu, discipelen, luister goed naar wat ik te zeggen heb.’ Hij haalde een oude plattegrond van Rome uit de reeks Tutto Città tevoorschijn en begon erin te bladeren. ‘Dit is Villa Ada.’ Hij legde het boekje op de motorkap en iedereen kwam eromheen staan. ‘Wij zijn nu hier, bij Villa Reale. Ik zag op het programma dat de jacht over ongeveer een uur begint. Ze volgen drie verschillende parcoursen en daarna eindigt elke groep in een tent om te eten. Na het eten komen alle gasten weer samen en dan moet ook het concert van Larita plaatsvinden.’ Hij knipte met zijn vingers en klemde zijn kaken op elkaar. ‘Jammer alleen dat Larita op dat moment al lang en breed geofferd zal zijn. Want wij ontvoeren haar tijdens de jacht.’

Silvietta stak haar hand op. ‘Mag ik iets zeggen?’

Mantos haatte het om onderbroken te worden wanneer hij een actie uitlegde. ‘Ga je gang.’

‘Volgens mij doet Larita niet mee aan de safari. Ik ken haar. Ze is tegen de jacht. Ze heeft er zelfs campagne tegen gevoerd.’

Verdorie, aan die mogelijkheid had hij nog niet gedacht. Mantos deed alsof er niets aan de hand was. ‘Heel goed, Silvietta, die mogelijkheid moeten we zeker in overweging nemen. Maar we kunnen er niet zeker van zijn. We zullen het vanzelf ontdekken. En om dat te doen moeten we zo dicht mogelijk bij de gasten en bij Larita komen. We moeten ons verkleden als bedienend personeel.’

‘Luister, Mantos, één ding is me niet helemaal duidelijk,’ onderbrak Zombie. ‘Wie zegt dat we haar tijdens de jacht alleen zullen aantreffen? Er zullen een heleboel mensen zijn.’

Ditmaal liet de leider zich niet onvoorbereid verrassen. ‘Bravo! Jij bent knap! En weet je waarom, Zombie? Omdat jij,’ en hij wees naar hem, ‘ja, jij ervoor zult zorgen dat wij niet gepakt worden.’

‘Ik? Hoe dan?’

‘Jij bent toch elektricien?’

Zombie krabde zich achter zijn hoofd. ‘Nou... ja.’

‘Goed. Bij zonsondergang ga jij naar het elektriciteitshuisje dat we zagen toen we net in het park waren. Je gaat daar stiekem naar binnen en haalt de stroom van het hele park eraf. Zonder verlichting wordt het kat in ’t bakkie. Met de genade van de duisternis zullen wij dat kreng ontvoeren. En daarvoor zullen wij dit gebruiken.’ Ditmaal haalde hij een flesje met een doorzichtige vloeistof uit zijn rugzak. ‘Sedaron. Een heel sterk veterinair verdovingsmiddel. En dit heb ik in de werkplaats gevonden.’ Hij liet een harde plastic pijp zien. Vervolgens scheurde hij een bladzijde uit de plattegrond en rolde die op tot een kegel. Uit zijn jasje haalde hij een speld en die duwde hij in de punt van het opgerolde papiertje. ‘Dame en heren, ziehier een blaaspijp. De Amazone-indianen jagen altijd met dit moordwapen. Vroeger op school was ik een kei in blaaspijpjes, ze noemden me “el Indio”. Ik leg Larita gestrekt en dan...’ Hij wees op de plattegrond de heuvels van Forte Antenne aan. ‘Brengen we haar hierheen. Waar de resten van een oude Romeinse tempel zijn. En daar zal de offerande aan Satan zich voltrekken.’ Hij keek ze een voor een aan. ‘Goed. Ik geloof dat ik duidelijk ben geweest. Zijn er nog vragen?’

Zombie stak zijn hand op. ‘Maar hoe moet ik die draden doorknippen, met mijn tanden?’

‘Geen zorgen, ook daarop is een antwoord. Ik heb in een doos met bestek een enorme zilveren wildschaar zien liggen. Die ga jij gebruiken. Nog meer vragen?’

Murder stak verlegen zijn wijsvinger in de lucht.

‘Zeg het maar.’

De volgeling haalde diep adem voordat hij begon te praten. ‘Nou... Ik vroeg me af of je toevallig nog had nagedacht over die massazelfmoord.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Nou ja... Is dat echt nodig?’

Mantos balde zijn vuisten om niet boos te worden. ‘Is het dan nog steeds niet duidelijk? Wil jij de rest van je leven wegrotten in een gevangenis? Ik niet. Als we zelfmoord plegen, verneuken we ze allemaal. Dan kunnen ze ons nooit arresteren. We moeten onszelf offeren om onszelf te redden en onszelf onsterfelijk te maken. Willen we een mythe worden of niet?’

‘Inderdaad...’ gaf Murder toe.

De anderen zwegen en knikten.

‘Uitstekend. Dan kunnen we nu overgaan tot fase één van ons plan. Silvietta en Murder, jullie gaan de kelnerskleding halen. Zombie, jij gaat de wildschaar zoeken, en ik...’

‘Hé, jullie daar! Wat zijn jullie aan het doen?’ Opeens stond een van de mannen van Antonio achter hem. ‘Ik heb iemand nodig die me helpt. Jij.’ Hij wees naar Mantos. ‘Jij moet een doos Merlot di Aprilia naar de villa brengen, en vlug een beetje.’

Mantos stond op en fluisterde tegen zijn volgelingen: ‘We zien elkaar over een kwartier weer hier.’

==

==

30.

==

Na duizend twijfels over hoe zijn entree het doeltreffendst zou zijn, besloot Fabrizio Ciba om samen met Simona Somaini naar binnen te gaan.

Midden in de Italiaanse tuin was een rond terras met een grote zeshoekige stenen fontein. Op het water dreven rozenblaadjes. Naast de fontein stonden Siciliaanse ezelkarretjes waarop allerlei goddelijkheden lagen uitgestald. IJssculpturen in de vorm van engelen en faunen smolten onder de lauwwarme zon van een Romeinse voorjaarsdag. In een hoek stonden de gedekte tafels. Er scharrelden pauwen, fazanten en tamme kalkoenen tussen de gasten door. Een groep musici op stelten speelde barok-aria’s.

Er waren al heel wat gasten gearriveerd. Beroemdheden uit de theaterwereld, politici en het hele voetbalteam van Roma, waar Chiatti een grote fan van was.

Arm in arm met Simona baande Fabrizio zich een weg door de menigte. Hij voelde zich bekeken en benijd. Hij gebruikte opnieuw de houding die hij bij zijn entree in Villa Malaparte ook had toegepast. Verward en verveeld, om volstrekt onuitspreekbare redenen genoodzaakt zich te mengen onder die mensen die zo vréselijk anders waren dan hij. Hij zag het karretje met sterkedrank. ‘Wil jij iets drinken, Simona?’

De actrice keek met afgrijzen naar de flessen alcohol. ‘Een lekker glas water zonder koolzuur.’

Fabrizio sloeg vlak na elkaar een paar glazen whisky achterover. De alcohol ontspande hem. Hij stak een sigaret op en begon de gasten te observeren alsof ze in een aquarium rondzwommen. Iedereen bekeek iedereen, iedereen kende iedereen, iedereen bekritiseerde elkaar, groette elkaar met een licht hoofdknikje en glimlachte elkaar tevreden toe in de wetenschap dat ze deel uitmaakten van een gemeenschap van godenkinderen. Fabrizio kon niet ontdekken of het feit dat er geen publiek was om te applaudisseren hen nerveus of juist vrolijk maakte.

Toen zag hij een oude man helemaal alleen aan een tafeltje zitten.

Nee! Dat is onmogelijk! Zelfs hij...

Umberto Cruciani, de grote schrijver van De muur van het Westen en Brood en spijkers, meesterwerken van de Italiaanse literatuur in de jaren zestig.

‘Maar dat is toch...?’ Hij stond op het punt om bevestiging te vragen aan Simona, maar bedacht zich nog net op tijd.

Wat deed Cruciani hier? Hij woonde al twintig jaar afgezonderd op een boerderij in de Oltrepò Pavese.

De meester staarde in de verte, naar de heuvels, zijn blik ontstemd onder zijn dikke wenkbrauwen. Het leek wel alsof hij er zelf niet was, alsof een luchtbel van eenzaamheid hem scheidde van de rest van de wereld.

‘Wat vind jij van dit feest? Ik vind het wáánzinnig fantastisch. Chiatti heeft gewonnen.’

Fabrizio draaide zich om.

Bocchi hield een groot glas mojito in zijn hand. Hij was nu al helemaal bezweet en paars aangelopen en zijn ogen stonden opgewonden.

‘Ja, mooi,’ antwoordde de schrijver kortaf.

‘Echt iedereen is er. Weet je nog wie er allemaal zeiden dat ze nog niet zouden gaan al werden ze ervoor betaald? Dat het één grote poppenkast was? Nou, ze zijn er allemaal.’

Fabrizio wees naar de oude schrijver. ‘Zelfs Umberto Cruciani is er.’

‘En wie mag dat dan zijn?’

‘Hoezo wie mag dat dan zijn? Dat is een meester. Van het niveau van Moravia, Calvino, Taburni. Besef je wel dat zijn boeken van veertig jaar geleden nog steeds op de bestsellerlijsten staan? Van Het hol van de leeuwen is de helft minder verkocht dan van zijn Brood en spijkers. Als ik hem was zou ik me geen zorgen maken, dan zou ik ook stoppen met schrijven...’

‘Hoezo, is hij dan gestopt met schrijven?’

‘Hij publiceert al niet meer sinds 1976. Maar mijn agente heeft me verteld dat hij al twintig jaar aan een roman werkt die hij na zijn dood wil laten uitgeven.’

‘Hij ziet er niet uit alsof het hem aan veel ontbreekt.’

‘Cruciani behoort tot een generatie van kunstenaars die nu niet meer bestaat. Serieuze mensen, gebonden aan hun geboortestreek, aan het boerenleven, aan het ritme van het platteland. Kijk hoe geconcentreerd hij is, het lijkt bijna alsof hij zich inspant om het einde van zijn boek te bedenken.’

De chirurg zoog aan zijn rietje. ‘Hij zit te kakken.’

‘Wat?’

‘Hij zit niet te denken. Hij zit te poepen. Zie je die Vuittontas bij zijn voeten? Dat is het afvalzakje van de gelukzaligen.’

Fabrizio vond dat naar. ‘Arme man. Raar type ook. Stel je voor, niemand heeft ooit een komma van zijn nieuwe roman gelezen. Zelfs zijn uitgever niet.’

Bocchi hield zijn hand voor zijn mond om een boer te dempen. ‘Ik wed dat ze na zijn dood ontdekken dat hij geen fuck heeft geschreven, of iets dergelijks.’

‘Jawel... hij heeft wel iets geschreven... Laat hem maar schuiven. Hij zet alles wat hij schrijft op een usb-stick en vervolgens wist hij het van zijn pc. Hij is paranoïde, hij is bang dat hij het kwijtraakt. Zie je die gouden hanger om zijn nek? Dat is een 40 gb usb-stick van Bulgari, die doet hij nooit af.’

Intussen had Simona een bord gevuld met een enkel, eenzaam eitje. ‘Jullie hebben geen idee wat een heerlijke hapjes er allemaal zijn. Er is een karretje waar ze artisjokken, mozzarellaballetjes en courgettebloemen bakken. Ik zou het liefst alles eten. Jammer dat ik dat niet kan...’

Bocchi pakte een ijsklontje uit zijn cocktail en wreef dat over zijn nek alsof het augustus was. ‘Hoezo?’

‘Jij vraagt hoezo! Ik ben drie ons aangekomen. Zie je niet dat ik dik ben?’ De actrice toonde haar platte buik zonder een spatje vet aan de chirurg. ‘Kan ik een afspraak bij je maken voor een lipo?’

‘Geen enkel probleem, Simona. Maar volgens mij zitten de enige vetcellen die jij nog in je lijf hebt daar.’ Hij wees naar haar schedel. En toen, serieus: ‘Ik kan een hersenliposuctie voor je regelen.’

De actrice stootte met tegenzin een lachje uit. ‘Wat een rotzak ben je toch ook.’

De chirurg stond op en rekte zich uit. ‘Oké, ik ga een rondje doen, later!’

Fabrizio sloeg zijn arm om Simona’s wespentaille. ‘Zullen wij ook een rondje doen? Wat vind je daarvan?’

Ze legde haar hoofd op zijn schouder. ‘Goed.’

Ze lieten zich meevoeren door de stroom van gasten. Fabrizio rook een lekkere shampoogeur in de haren van de actrice en de alcohol maakte zijn voetstappen licht en zijn humeur opgewekt. Ze werden voortdurend aangesproken door mensen die hen begroetten en allerlei complimentjes maakten. Niemand kon zich eraan onttrekken te zeggen wat een fantastisch koppel ze waren.

Misschien hebben ze gelijk. Ik zou een relatie met Simona kunnen beginnen.

De actrice uit Subiaco had hem inderdaad heel wat te bieden. Eigenlijk was ze volslagen geschift en Fabrizio was dol op geschifte vrouwen, die laafden zich aan zijn persoonlijkheid als koeien aan een drinktrog. Het geheim was niet te luisteren wanneer ze verheven kwesties aanroerden. Een van de voornaamste tekortkomingen van geschifte vrouwen is hun aangeboren neiging tot abstraheren, tot praten over gevoelens, karakter, de zin van het leven, horoscopen. En in het algemeen hebben ze totaal geen praktisch inzicht of gevoel voor ironie. En dus hebben ze ook geen kritiek op de gekkigheden die je uithaalt. In het dagelijks leven zijn ze goed te verduren. En bovendien had Mariano Santilli, een filmproducent die een jaar lang een relatie met Somaini had gehad, hem verteld dat Simona uitstekend paste bij het interieur. Ze stoorde niet in het minst. Zodra ze over de drempel van de voordeur was schoot ze in stand-by. Je hoefde haar maar een afstandsbediening en een lopende band te geven en ze bleef urenlang rennen. Ze at niet, ze werkte als een paard en als ze niet werkte, was ze in de sportschool te vinden. En last but not least, ze was de meest sexy vrouw van heel Italië. Haar kalender hing overal. Miljoenen mannen rukten zich suf bij haar kalender en zouden huilen als hongerige hyena’s als ze wisten dat hij de gelukkige was die haar neukte.

En dat is fijn.

Arthur Miller was tenslotte ook getrouwd geweest met Marilyn Monroe.

‘Zeg, Simona. Zullen wij ons verloven? Volgens mij zouden wij hét paar zijn.’

‘Denk je?’ De actrice leek gevleid en tegelijkertijd verward. ‘Echt waar? Wat lief van je. Maar als we het nou niet met elkaar kunnen vinden... Onze sterrenbeelden zijn tegengesteld... En bovendien ben jij een genie, jij schrijft boeken, en ik ben maar een eenvoudig meisje, ik heb niets te melden. Wat moet jij nou met iemand als ik?’

‘Ik zal je een geheim vertellen, Simona. Zelfs de schrijvers die het meest afstandelijk lijken, zijn eigenlijk niets anders dan een moderne versie van de troubadour. Jongens die sprookjes vertellen om niet te hoeven werken.’ Fabrizio drukte haar tegen zich aan. ‘Ken jij Majorca?’ Toen zag hij uit een ooghoek Matteo Saporelli het terras op komen.

‘Ik ben...’

De rest van Simona’s woorden ging verloren, het was alsof er een turbine in zijn oren raasde. Hij deinsde achteruit en legde zijn hand op zijn voorhoofd. ‘Ik geloof dat ik koorts heb,’ stamelde hij bezorgd tegen Simona. ‘Sorry... Ik ben zo terug.’ Fabrizio wankelde naar het karretje met de drank.

Wat ongelooflijk stom van me dat ik naar dit klotefeest ben gekomen.

Om de reactie van Ciba te begrijpen is het noodzakelijk te weten wie Matteo Saporelli was en vooral hoe oud hij was. Mat, zoals hij door zijn vrienden genoemd werd, was tweeëntwintig jaar. De helft van Fabrizio. Hij was het echte jonge talent van de Italiaanse literatuur. Hij was uit het niets verschenen met zijn roman De misère van een man met smaak, het verhaal over een kok die op een dag wakker wordt en ontdekt dat hij zijn smaakvermogen kwijt is, maar toch blijft koken en iedereen belazert. Het boek was tot de top van de bestsellerlijsten doorgestoten met hetzelfde geweld als waarmee de space shuttle de ionosfeer binnendringt, en was daar gebleven. Bovendien had de jonge schrijver in één jaar tijd de grand slam gewonnen: de Italiaanse literatuurprijzen Strega, Campiello en Viareggio.

Fabrizio kon geen krant openslaan, geen tv-zender aanzetten, of de onaangename melkmuil van Saporelli grijnsde hem toe. Overal waar vragen te beantwoorden of meningen te geven waren, was hij. Het probleem van de castratie van de katten in Trastevere? De derde rijstrook op de snelweg Salerno-Reggio Calabria? Het gebruik van cortisonepreparaten bij de behandeling van anale kloven? Hij had overal een antwoord op. Maar waar Ciba écht ziek van werd, was dat de vrouwen kwijlend achter hem aan liepen en vonden dat hij leek op Rupert Everett toen die jong was. En tot overmaat van ramp werd Saporelli gepubliceerd bij zijn eigen uitgeverij, Martinelli. En had hij het afgelopen jaar meer exemplaren verkocht dan Ciba.

Hij had gehoord dat zijn redactrice (onder meer ook de redactrice van Fabrizio), om te vieren dat hij de Premio Strega had gewonnen, hem had gepijpt in de toiletten van het nymfaeum van Villa Giulia.

De sloerie. Dat heeft ze bij mij nooit gedaan. Ook niet toen ik de Médicis in Frankrijk had gewonnen. Die duizend keer belangrijker is.

Met een kritische blik nam hij hem van top tot teen op. Met zijn gestreken spijkerbroek, mocassins, witte overhemd, trui om zijn middel geknoopt en handen in de zakken wilde hij overkomen als het brave jongetje, bescheiden en zonder pretenties. Iemand die geen kapsones had gekregen.

De hypocriet! Zijn maag draaide om van die achterbakse fluim.

Maar mij maak je niet gek. Wacht maar tot je volgende roman uitkomt.

Fabrizio was zo geconcentreerd bezig met van hem te walgen, dat het even duurde voordat hij zich realiseerde dat Saporelli aan het praten was met Federico Gianni. De bestuursvoorzitter van uitgeverij Martinelli gaf de jonge schrijver een gemoedelijke schouderklap en begon uitzinnig te schaterlachen.

Twee handen op één buik.

Hij moest opeens denken aan de woorden die die gluiperige Gianni had gesproken bij de presentatie van de Indiër. Hij zag dat die ouwe windbuil Tremagli en zijn vrouw, een trol met tieten, zich bij het tweetal had gevoegd. Natuurlijk had de recensent zich uitgeput in loftuitingen toen hij over de roman van Saporelli schreef. ‘Doorstart van de Italiaanse literatuur op de vleugels van Saporelli’, had hij durven schrijven.

Fabrizio sloeg nog een whisky achterover.

Het moment was aangebroken om Gianni tegemoet te treden. Bij wijze van warming-up dacht hij aan de grote Muhammad Ali. Hij zette twee stappen maar bleef plotseling staan. Waar was hij in godsnaam mee bezig?

Regel nummer een: Nooit laten merken dat je jaloers bent.

Het was veel beter om ervandoor te gaan met het lekkerste mokkel van het feest. Hij liep naar Simona Somaini, die was omringd door een groepje acteurs uit de serie Misdrijven in de wagon.

‘Sorry, jongens, ik moet haar even meenemen,’ zei hij, met tegenzin glimlachend naar de anderen. Hij pakte de actrice bij haar pols en met rood aangelopen gezicht zei hij zachtjes tegen haar: ‘Ik moet met je praten. Het is belangrijk.’

Zij leek een beetje geschrokken. ‘Wat is er gebeurd, Fabrizio?’

‘Luister, laten we weggaan. Over een paar uur is er een vlucht naar de Balearen...’

‘De Balearen?’

‘O, ja, natuurlijk. Dat zijn de Spaanse eilanden. Op Majorca, een van die eilanden dus, heb ik een vakantiehuis in de bergen. Een liefdesnestje. Laten we meteen gaan. Als we opschieten kunnen we nog een vliegtuig halen.’

De actrice keek hem perplex aan. ‘Maar we zijn nu op het feest. Waarom moeten we weg? Het is hier fantastisch. Iedereen is er.’

Hij pakte haar bij haar arm en dook in elkaar alsof hij haar een geheim moest vertellen. ‘Juist daarom, Simona! Wij moeten niet zijn waar iedereen is. Wij zijn speciaal. Wij zijn hét paar. Wij moeten ons niet mengen met de anderen. We vallen duizend keer meer op als we nu samen weggaan.’

Simona was niet helemaal overtuigd. ‘Denk je?’

‘Luister. Het is niet moeilijk te begr-’ Maar de woorden stierven weg op zijn tong.

Simona Somaini was bezig een somatische transformatie te ondergaan. Haar haren zwollen op en werden glanzender en luchtiger als in een reclame voor crèmespoeling. Haar borsten klommen omhoog op haar thorax alsof ze last hadden van het zinloze jurkje dat hen omhulde. Ze keek strak voor zich uit alsof ze de Messias zelf over het water van de fontein zag lopen. Toen richtte ze haar blik weer op Fabrizio en haalde haar neus op. Ze was ontroerd. ‘Niet te geloven! Dat is... Dat is Matteo Saporelli... O god... Zeg me dat je hem kent, alsjeblieft. Natuurlijk ken je hem, jullie zijn allebei schrijvers. Ik vind hem geweldig en ik moet nú met hem praten. Nu meteen. Morin is bezig zijn roman te verfilmen.’

Fabrizio deinsde vol afschuw achteruit, alsof hij een duivelse heks voor zich zag. Als hij wijwater bij de hand had gehad, had hij dat over haar heen gegooid. ‘Je bent een monster! Ik wil je nooit meer zien!’ Met grote stappen beende hij weg over het terras en door de Italiaanse tuin en bijna op een holletje kwam hij aan bij het station.

De trein was er niet.

Hij liep naar een hostess. ‘Waar is de trein? Wanneer komt-ie?’

De hostess keek op haar horloge. ‘Over ongeveer een kwartier.’

‘Zo lang nog? Is er geen andere manier om hier weg te komen?’

‘Lopend. Maar dat raad ik u niet aan, het zit hier vol wilde dieren.’

Een ober kwam op hem afrennen. Hij moest op adem komen voordat hij iets kon zeggen. ‘Meneer Ciba! Meneer Ciba! Neem me niet kwalijk, maar meneer Chiatti zou graag met u willen praten. Wilt u mij volgen?’

==

==

31.

==

Zombie keek om zich heen en liep naar de houten kratten waar het zilverwerk voor de tenten in zat. Hij las de etiketten op de deksels. Vrk... Vrk... Mes... Mes... Lep...

‘Dit is allemaal bestek.’ Hij liep naar een andere stapel dozen. Hij opende een doos en vond daar, gewikkeld in een donkerblauwe fluwelen doek, de zilveren wildschaar. Hij was zo groot dat je er een struisvogel mee kon doorknippen. Hij pakte hem en liep tevreden terug naar de schuur, toen hij Murder en Silvietta zag, die zich achter een veldtoilet stonden te verkleden als kelner en serveerster. ‘Jongens, ik heb...’ zei hij, en zweeg.

Druk pratend, ruziënd bijna, waren de twee bezig hun kostuums aan te trekken. Ze gingen zo op in hun gesprek, dat ze hem niet eens hadden opgemerkt. Heel voorzichtig, zonder zich te laten zien, kwam Zombie dichterbij en verstopte zich achter een landrover om hen af te luisteren.

‘Je bent verschrikkelijk! Je hebt het nog steeds niet tegen hem gezegd,’ zei Silvietta.

‘Ik weet het... Maar ik heb het wel een beetje gezegd. Alleen blokkeerde ik toen opeens. Het is ook niet makkelijk, hoor, in deze situatie,’ bromde Murder.

‘Daarom had je het hem ook vanochtend moeten zeggen, in Oriolo. Toen zei je dat je het in de auto zou zeggen... En hoe moet het nu verder?’

Murder maakte een driftige beweging. ‘Sorry, hoor, maar waarom zeg je het hem zelf niet? Ik begrijp eigenlijk niet waarom ik dat moet doen.’

‘Ben je nou helemaal gek geworden? Jij was degene die tegen mij zei dat het beter was als jij erover begon. Jij kent Saverio al heel lang en jij weet hoe je hem moet aanpakken.’

Zijn stem klonk vriendelijker. ‘Het is niet zo makkelijk, liefie. Dit is een delicate zaak, dat weet jij beter dan ik.’

Het Beest hoorde Silvietta ongeduldig puffen. ‘Waar wacht je dan nog op? Ga en zeg het gewoon: “Luister, sorry, maar Silvietta en ik hebben besloten te gaan trouwen en dus kunnen wij geen zelfmoord plegen.” Einde. Is dat nou zo moeilijk?’

De wildschaar viel uit Zombies hand.

==

In de voormalige koninklijke residentie liep Mantos met een doos wijn in zijn armen door de dienstingang de grote salon binnen. Zijn mond viel open. Heel wat anders dan die rommel van Meubelmakerij De Tiroolse Meesters van de Bijl. De mengeling van antiek en modern was van een hoogst verfijnde smaak. Dit was wat hij bedoelde wanneer hij tijdens het brainstormen de ideeën van de oude Mastrodomenico probeerde bij te schaven en hem dichter bij de wereld van de Interior Decoration te brengen. Hij liep door een lege ruimte en kwam toen in een studeerkamer met heel hoge boekenkasten langs de wanden. Alle boeken waren gekaft met inpakpapier en de titel was er in schoonschrift op geschreven. Het effect was een lichtbruine kamer. In het midden stond een blok van massief hout, zo groot dat het óf een apenbroodboom óf een sequoia moest zijn geweest. Daarop een zwarte telefoon.

Hij keek ernaar.

Niet doen.

Hij zette de doos neer en pakte de hoorn op.

Dit is heel stom wat ik nu doe.

Het deed er niet toe, voordat hij zich in deze zelfmoordmissie stortte, moest hij nog één keer de stem van zijn vrouw horen.

Met ingehouden adem toetste hij het nummer van Serena’s gsm in. ‘Schat... Met mij...’

‘Waar hang jij verdomme uit?’ luidde het antwoord.

‘Lieverd, wacht... Ik zal het je uitleggen...’

‘Wat moet je uitleggen? Dat je een stomme klootzak bent zeker,’ snauwde Serena.

Saverio ging op de stoel zitten. Hij zette zijn ellebogen op de tafel.

Ze was alles vergeten. Alsof afgelopen nacht nooit had bestaan. Ze was gewoon weer de oude wrede Serena.

Wat had ik dan verwacht? Dat ze veranderd zou zijn?

Niemand verandert. En Serena was al zo sinds ze op de wereld was gezet. De ijdele hoop dat ze met de tijd aardiger zou worden, had hem in het huwelijk met die heks vastgehouden. Dat perverse mechanisme had hen bij elkaar gehouden. En zij had daar gebruik van gemaakt door hem het gevoel te geven dat hij een kakkerlak zonder ballen was.

Met een brok in zijn keel haalde hij de hoorn weg van zijn oor, maar zelfs toen hoorde hij haar nog tieren: ‘Heb jij dan helemaal geen verstand in je kop? Ik probeer je al uren op je mobiel te bellen, maar die staat steeds uit. Papa is buiten zinnen van woede. Hij wil je ontslaan. Vandaag begint de kinderkamerweek. Er staan hier tweeduizend kinderen te krijsen. En waar ben jij? Bij die vier imbecielen. Maar ik zweer bij God dat ik je dit heel duur betaald zal zetten...’

Saverio keek uit het raam. Een roodborstje maakte zijn veren schoon op een tak van een kersenboom. Het beeld werd wazig, beneveld door tranen.

Om het respect van die vrouw te winnen zou hij haar elke nacht moeten verkrachten. Haar schoppen als een vuile teef, maar dat was niet zijn idee van liefde.

In elk geval weet ik nu zeker dat ik de juiste keus heb gemaakt.

Een vreemde kalmte maakte zich van hem meester. Saverio voelde zich rustig. Hij had geen twijfels meer.

Hij bracht de hoorn naar zijn mond. ‘Serena, luister goed naar me. Ik heb altijd van je gehouden. Ik heb op alle mogelijke manieren geprobeerd je gelukkig te maken, maar jij bent een lelijk mens en jij maakt alles om je heen lelijk.’

Serena had een schorre stem, alsof ze door de duivel bezeten was. ‘Hoe durf je! Zeg me waar je bent! Dan kom ik naar je toe en sla je kop verrot, Saverio. Ik zweer het je, op het hoofd van mijn vader.’

De leider van de Beesten van Abaddon bolde zijn borstkas en zei met vaste stem: ‘Ik ben Saverio niet, ik ben Mantos.’ En hij hing op.

==

‘Wat doe jij hier? Wie heeft jou gezegd dat je de wildschaar moest pakken?’

Zombie had niet eens de tijd om zich om te draaien en te zien wie het was, of hij werd aan één oor vastgepakt en meegesleurd naar het midden van de parkeerplaats. Hij begon te schreeuwen en probeerde zich los te maken uit die greep. Uit zijn ooghoek kon hij Antonio zien die bezig was zijn oorschelp te verpulveren.

De hoofdober had opgezwollen halsaderen en bloeddoorlopen ogen en spuugde, terwijl hij tegen Murder en Silvietta schreeuwde: ‘Hé! Hé! Waarom zijn jullie verkleed als kelner en serveerster?’

Zombie slaagde erin zich te bevrijden en wreef over zijn gloeiende oor.

‘Jullie lijken wel gek geworden. Denken jullie soms dat dit een dorpsbraderie is? Niet dus.’ Antonio gaf Murder een duw. ‘Vertel maar eens waarom jullie je zo hebben verkleed.’

‘We dachten dat we van nut konden zijn. Hier is niet zoveel te doen...’ probeerde Murder zonder veel overtuiging.

Antonio ging vlak voor hem staan. Zijn adem rook naar men-thol. ‘Nuttig? Denken jullie soms dat dit een spelletje is? Annemaria koekoek? En jullie hebben gewoon maar besloten dat jullie kelner en serveerster willen zijn? Jullie maken er een teringzooi van en ik raak mijn baan kwijt. Begrijpen jullie nog steeds niet waar we zijn? Daar zijn de obers van Harry’s Bar, van Hotel de Russie, mensen die de hotelschool hebben afgemaakt, ik heb zelfs personeel van Caffè Greco geweigerd.’ Antonio liep blauw aan, hij moest even stoppen om op adem te komen. ‘En nu doen jullie braaf wat ik zeg, jullie trekken je gewone kleren aan en verdwijnen uit mijn ogen. Ik geef jullie geen cent en die strontkop van een Saverio verdwijnt samen met jullie! Vertrouw nooit je eigen familie. Trouwens, waar is die...’ Antonio bracht een hand naar zijn nek alsof hij gestoken werd door een horzel. Hij plukte iets weg boven het boordje van zijn overhemd en opende zijn hand.

Op zijn handpalm vond hij een papieren kegeltje met een naald in de punt.

‘Wat...?’ kon hij nog net zeggen voordat zijn ogen omhoog begonnen te rollen waardoor al zijn oogwit zichtbaar werd en zijn mond verstarde in een grijns. Hij zette een stap achteruit en viel, stijf als een standbeeld, op de grond.

De Beesten keken verbijsterd toe. Toen verscheen Mantos met zijn blaaspijpje uit een struik. ‘Hij trapte bonje, hè? Je wilt niet weten hoeveel bonje hij vroeger op school trapte...’

Murder gaf zijn baas een high five. ‘Je hebt hem neergelegd. Die Sedaron is echt een paardenmiddel.’

‘Dat had ik toch gezegd? Goed zo, Zombie, je hebt de wildschaar gevonden.’

‘En dit?’ Silvietta boog zich over het lichaam van Antonio. ‘Wat doen we met hem?’

‘We knevelen hem en plakken iets over zijn mond. En dan verstoppen we hem ergens.’

==

==

32.

==

In stilte vloekend volgde Fabrizio Ciba de ober naar Villa Reale. Hij had geen tijd te verliezen, hij moest een vliegtuig halen en een gesprek met Sasà Chiatti maakte hem nerveus. Absurd: hij had oog in oog gestaan met Sarwar Sawhney, een Nobelprijswinnaar, zonder daar speciale emoties bij te voelen, en nu hij een onbeduidend kereltje als Chiatti moest ontmoeten, bonkte zijn hart. De waarheid was dat rijke, machtige mannen hem onzeker maakten.

Hij ging de villa binnen en was verbijsterd. Hij was op alles voorbereid, maar niet dat de residentie in minimalistische stijl was ingericht. De grote salon was een eenvoudige ruimte van beton. In een haard van ruwe steen brandde een groot houtblok. Eromheen stonden vier stoelen uit de jaren zeventig en een roestvrijstalen tafel van zo’n tien meter lang waarboven een antieke kroonluchter hing. Twee tengere beelden van Giacometti. In een andere hoek stonden, alsof ze daar per ongeluk waren achtergelaten, vier eieren van Fontana en aan de wit gekalkte muren hingen cretto’s van Burri.

‘Deze kant op...’ De ober wees hem naar een lange gang. Hij liet hem binnen in een keuken die bedekt was met Marokkaanse tegels. Uit een Bang & Olufsen stereo-installatie klonken de romantische noten van The Piano van Michael Nyman.

Een grove, gedrongen vrouw met kort, steil kastanjebruin haar hing boven de pannen. Aan een ruwhouten tafel midden in de kamer zaten Salvatore Chiatti, een tenger albinopoppetje, een aftands oud mannetje in een mottig koloniaal tenue, een monnik en zangeres Larita.

Ze waren iets aan het eten wat eruitzag als rigatoni all’amatriciana met heel veel geraspte pecorino.

Fabrizio had de tegenwoordigheid van geest om te zeggen: ‘Gegroet allemaal.’

Chiatti droeg een jasje van beige velours met elleboogstukken, een flanellen overhemd in Schotse ruit en een rode zakdoek om dat kleine beetje hals dat de natuur hem had geschonken. Hij veegde zijn mond af en spreidde zijn armen alsof hij hem al honderd jaar kende. ‘Daar is de grote schrijver! Wat een genoegen u hier te ontvangen. Gaat u zitten. We eten een eenvoudig hapje. Ik hoop dat u nog niet van het buffet hebt geproefd. Dat laten wij graag staan voor onze vip-gasten, nietwaar, mama?’ Hij draaide zich om naar de platschuit achter het fornuis. Verlegen veegde de vrouw haar handen af aan haar schort en begroette Fabrizio met een hoofdknikje. ‘Wij zijn eenvoudige mensen. En we eten pasta. Pak een stoel. Toe, ga zitten.’

Fabrizio vond Chiatti op het eerste gezicht een vriendelijke man met een brede joviale glimlach, maar je merkte dat zijn bevelen echte bevelen waren en dat hij het vervelend vond om niet te worden gehoorzaamd.

De schrijver pakte een stoel die tegen de muur stond en ging zitten tussen de oude man en de monnik, die plaats voor hem maakten.

‘Mama, maak eens een heerlijk bordje klaar voor meneer Ciba, ik vind dat hij er wat mat uitziet.’

Binnen een tel stond er een gigantische portie dampende rigatoni voor Fabrizio op tafel.

Chiatti pakte een mandfles wijn en vulde een glas. ‘Ik zal u meteen even voorstellen. Dit hier...’ en hij wees naar het oude verschrompelde mannetje, ‘... is de grote blanke jager Corman Sullivan. Weet u dat deze man die ene schrijver heeft gekend... Hoe heet hij ook alweer?’

‘Hemingway...’ zei Sullivan en hij begon te hoesten en van top tot teen te schudden. Uit zijn kleren ontsnapten stofwolken. Toen hij tot bedaren was gekomen, gaf hij Fabrizio een slap handje. Zijn lange vingers waren bedekt met witte vlekken.

De blanke jager deed Ciba aan iemand denken. Natuurlijk! Hij leek precies op Ötzi de Similaun-man, die jager die ingevroren in het ijs in de Alpen was gevonden.

Chiatti wees naar de sylfide. ‘Dit is mijn verloofde, Ekaterina.’ Het meisje boog haar hoofd ten teken van groet. Ze was zo wit dat ze al drie dagen dood leek. Je kon bijna door haar vlees heen het donkere bloed in haar aderen zien stromen. Haar vuurrode haar omlijstte haar platte gezicht als manen. Ze had geen wenkbrauwen en haar hals was dun als die van een hazewindhond. Ze woog vast niet meer dan twintig kilo.

Bij het horen van haar naam wist Fabrizio het weer. Ze was het beroemde albinomodel Ekaterina Danielsson. Zo’n model dat om de maand op de covers van tijdschriften over de hele wereld stond. Morfologisch gezien was er geen wezen in de natuur te vinden dat verder van Chiatti afstond.

‘En deze man hier...’ en hij wees op de monnik, ‘zou u moeten kennen. Dit is Zóltan Patrovič!’

Natuurlijk kende Fabrizio hem. Wie kende de onvoorspelbare Bulgaarse chef, eigenaar van restaurant Le Regioni, niet? Maar hij had hem nooit van dichtbij gezien.

Aan wie deed hij hem denken? Ja, aan Mefisto, de gezworen vijand van Tex Willer.

Fabrizio moest zijn blik neerslaan. De blik van de kok leken zich in hem te boren en zich tussen zijn gedachten te wringen.

‘En tot slot onze Larita en wij zijn zeer vereerd dat zij vannacht voor ons zal zingen.’

Eindelijk zag Ciba een menselijk wezen voor zich.

Leuk koppie, zei hij in zichzelf, terwijl hij haar een hand gaf.

Chiatti wees naar Ciba: ‘En weten jullie wie hij is?’

Fabrizio stond op het punt om te zeggen dat hij niemand was, toen Larita glimlachte waarbij ze haar iets uit elkaar staande voortanden ontblootte, en zei: ‘Hij is de beste van allemaal. Hij heeft Het hol van de leeuwen geschreven. Prachtig. Maar mijn lievelingsboek is De droom van Nestor. Dat heb ik drie keer gelezen. En alle drie de keren heb ik gehuild als een klein meisje.’

Het was alsof er een pijltje midden in het hart van Fabrizio Ciba werd geschoten. Heel even wankelden zijn benen en bijna zakte hij in elkaar op de schouders van de Similaun-man.

Eindelijk iemand die hem had begrepen. Dat was zijn beste boek, om het af te maken had hij zichzelf moeten uitpersen als een citroen. Elk woord, elke komma was er met moeite uitgetrokken. Wanneer hij dacht aan De droom van Nestor zag hij altijd een beeld voor zich: een vliegtuig dat in de lucht explodeerde en de resten van het toestel lagen over een straal van duizenden kilometers verspreid in een vlakke, steriele woestijn. En hij moest de stukjes zoeken en de romp van het vliegtuig weer in elkaar zetten. Het hol van de leeuwen was heel anders, dat was er zonder enige moeite uit gekomen, bijna alsof het zichzelf had geschreven. En toch wist hij zeker dat De droom van Nestor zijn rijpste en compleetste werk was. Maar het was door zijn lezers op z’n zachtst gezegd lauw ontvangen en de recensenten hadden vernietigende kritieken geschreven. Dus toen hij de zangeres die dingen hoorde zeggen, kon hij niet anders dan diepe dankbaarheid voelen.

‘Wat aardig van je. Dat doet me goed. Dank je,’ zei hij, bijna verlegen met de situatie.

Als je Larita op straat zou tegenkomen, zou ze je nauwelijks opvallen, maar als je goed naar haar keek, moest je toegeven dat ze knap was. Elk onderdeel van haar lichaam was in proportie. Haar hals, haar schouders niet te breed en niet te smal, haar dunne polsen, haar slanke, gracieuze handen. Haar korte zwarte haar dat over haar voorhoofd viel. Ze had een zacht gezicht. Een klein neusje en een mond die iets te breed was voor dat ovaal drukten verlegen, oprechte sympathie uit. Maar vooral haar grote, hazelnootbruine ogen met gouden spikkeltjes die op dit moment een beetje in de war leken.

Wat vreemd. Ciba had bij feesten, presentaties, concerten en literaire salons zowat iedereen ontmoet, maar nog niet eerder was hij de zangeres tegengekomen. Hij had ergens gelezen dat ze een gereserveerd meisje was en haar eigen gang ging. Ze hield er niet van in de openbaarheid te treden.

Een beetje zoals ik.

En bovendien had Fabrizio dat gedoe met die godsdienstige bekering wel leuk gevonden. Hij voelde zelf de laatste tijd ook sterk de lokroep van het geloof. Larita was duizend keer superieur aan dat stelletje wanhopige sukkels van Italiaanse zangers. Ze woonde in een huis in de Toscaans-Emiliaanse Apennijnen en...

Precies wat ik ook zou moeten doen.

Het gebruikelijke beeld materialiseerde zich in zijn geest. Zij tweeën samen in een boerenhuisje in de bergen. Zij speelde muziek en hij schreef. Ieder voor zich. Misschien een kind. In elk geval een hond.

Larita gaf een tikje tegen haar pony. ‘Er valt niets te bedanken. Als iets mooi is, is het mooi.’

Ik ben een dwaas. Ik wilde weggaan en hier is de vrouw van mijn dromen.

Chiatti applaudisseerde geamuseerd. ‘Heel goed. Ziet u wat een mooie fan ik voor u heb gevonden, Ciba? Als dank daarvoor moet u mij nu een gunst bewijzen. Hebt u een gedicht?’

Fabrizio fronste zijn wenkbrauwen. ‘Hoe bedoelt u?’

‘Een gedicht, om voorafgaand aan mijn speech voor te dragen. Ik zou het heel fijn vinden om te worden ingeleid door een gedicht van u.’

Larita schoot hem te hulp. ‘Hij schrijft geen gedichten, tenminste, dat dacht ik.’

Fabrizio glimlachte naar haar en zei toen ernstig tegen Chiatti: ‘Precies. Ik heb nog nooit in mijn hele leven een gedicht geschreven.’

‘En zou u er ook niet eentje kunnen schrijven? Een heel kort gedichtje?’ De ondernemer keek op zijn Rolex. ‘Lukt het u niet om in een minuutje of twintig een gedichtje neer te krabbelen? Een paar regels is al genoeg.’

‘Een klein dichtwerk over jagers zou magnifiek zijn. Ik herinner me dat Karen Blixen...’ voegde Corman Sullivan toe, maar hij kon zijn zin niet afmaken want hij werd overvallen door een hoestbui.

‘Nee. Het spijt me. Ik schrijf geen gedichten.’

Chiatti sperde zijn neusvleugels en balde zijn vuisten, maar zijn stem klonk nog steeds hartelijk. ‘Dan heb ik een idee. U zou een gedicht van iemand anders kunnen voorlezen. Ik moet nog een dichtbundel van Pablo Neruda in huis hebben. Zou u dat wel willen doen?’

‘Waarom zou ik een gedicht van een andere schrijver moeten voorlezen? Hier buiten zijn honderden schrijvers die elkaar zouden afmaken om het te mogen doen. Laat een van hen maar voorlezen.’ Fabrizio begon geïrriteerd te raken.

Plotseling tikte Zóltan Patrovič met zijn mes tegen het glas.

Fabrizio draaide zich om en werd gevangen door zijn magnetische blik. Wat een vreemd verschijnsel: het leek wel of de ogen van de chef groter waren geworden en nu zijn hele gezicht besloegen. Het was alsof er onder de zwarte kap alleen maar twee enorme oogbollen waren die hem aanstaarden. Toen probeerde hij zijn ogen te sluiten om de betovering te verbreken, maar opnieuw lukte hem dat niet.

Zóltan legde zijn hand op het voorhoofd van de schrijver.

Opeens, alsof iemand het hardhandig zijn geheugen in duwde, moest Fabrizio denken aan een voorval uit zijn jeugd dat hij was vergeten. Het was zomer en zijn ouders gingen zeilen en lieten hem samen met zijn nichtje Anna achter in een berghut in Bad Sankt Leonhard in Karinthië bij een Oostenrijkse boerenfamilie. Het was een prachtige omgeving, bergen bedekt met naaldbomen en groene graslanden waarop bonte koeien vredig graasden. Hij droeg zo’n typische Oostenrijkse lederhose met bretels en schoentjes met rode veters. Op een dag, toen hij samen met Anna paddenstoelen aan het zoeken was, waren ze verdwaald in het bos. Ze konden de weg niet meer terugvinden. Hand in hand bleven ze maar rondjes lopen en ze werden steeds banger, terwijl de nacht zijn tentakels uitspreidde tussen de bomen die er allemaal hetzelfde uitzagen. Gelukkig zagen ze op een gegeven moment een chaletje dat verscholen lag tussen de naaldbomen. Er kwam rook uit de schoorsteen en de ramen waren verlicht. Ze klopten aan en een vrouw met een blonde knot nodigde hen uit om aan tafel te komen zitten, samen met haar drie kinderen, en gaf ze Knödel te eten, grote ballen van brood en vlees in bouillon. Godallemachtig, wat waren die lekker en zacht!

Fabrizio merkte dat hij niets liever in het leven wenste dan een paar Knödel in bouillon. In feite kostte het hem niets om ja te zeggen tegen Chiatti, daarna kon hij altijd nog op zoek gaan naar een Oostenrijks restaurant.

‘Goed, ik lees het voor. Geen probleem. Sorry, maar weten jullie hier in de buurt misschien een Oostenrijks restaurant?’

==

==

33.

==

Bij elke trede stuiterde het hoofd van Antonio mee en het doffe gebonk galmde tegen het plafond van een trap die verdween in het binnenste van de aarde. Murder en Zombie sleepten de hoofdober aan zijn enkels naar beneden.

De leider van de Beesten, aan het hoofd van de stoet, hield een elektrische zaklamp omhoog en verlichtte het plafond van de in de tufsteen uitgegraven gang. Overal zag je groenig mos en spinnenwebben. De lucht was vochtig en rook naar natte aarde.

Mantos had geen idee waar die trap naartoe leidde. Hij had een oude deur geopend en was daar binnengegaan voordat iemand hen zou zien.

Silvietta bleef staan om naar Antonio te kijken. ‘Zeg, jongens, zou dat gebonk met zijn hoofd geen kwaad kunnen?’

Saverio draaide zich om. ‘Hij heeft een harde kop. We zijn er bijna. Ik geloof dat het daar beneden ophoudt.’

Murder was moe. ‘Maar goed ook. We lopen al zeker een uur de trap af. Het lijkt wel een mijn.’

Eindelijk kwamen ze bij een grot. Zombie stak twee fakkels aan die aan de muur hingen. Een deel van de ruimte werd verlicht.

Het was geen grot, maar een langwerpige kelder met een laag plafond en rijen verrotte vaten en stapels stoffige flessen. Boven elke zijde van de ruimte sloot een roestig hek een smalle gang af die naar iets onbekends voerde.

‘Dit is een perfecte plek voor een satanische rite.’ Murder pakte een fles op en veegde het stof van het etiket. amarone 1943.

‘Dit zal wel de koninklijke wijnkelder zijn,’ opperde Silvietta.

‘Satanische riten horen niet plaats te vinden in wijnkelders. Hoogstens in ontwijde kerken of in de buitenlucht. En in alle gevallen bij maanlicht.’ Mantos wees naar een hoek onder de fakkel. ‘Kom op, we dumpen mijn neef en dan gaan we weer, we moeten opschieten.’

Zombie stond apart en bestudeerde een van de hekken. Silvietta liep naar hem toe. ‘Wat vreemd! Vier identieke gangen.’ Hij stak zijn hand door de spijlen. ‘Er komt warme lucht uit. Waar zou die vandaan komen?’

Zombie haalde zijn schouders op. ‘Kan ons dat schelen.’

‘Denk jij dat het veilig is om hem hier achter te laten? Zou hij niet straks wakker worden?’

‘Ik weet het niet... En het interesseert me ook helemaal niks.’ Zombie draaide zich hooghartig om.

Silvietta keek hem verbaasd aan. ‘Wat is er met jou aan de hand? Heb je ergens last van?’

Zombie liep de trap op zonder te antwoorden.

Mantos liep achter hem aan. ‘Kom, we gaan.’

De Beesten hadden zo’n honderd treden beklommen, toen ze beneden een gedempt geluid hoorden.

Murder stond stil. ‘Wat was dat?’

‘Antonio is waarschijnlijk bijgekomen,’ zei Silvietta.

Mantos schudde zijn hoofd. ‘Dat geloof ik niet. Die blijft nog wel een paar uurtjes onder zeil. Die Sedaron is een bom.’

En ze liepen verder.

Maar als ze waren teruggegaan, hadden ze gezien dat het lichaam van Antonio Zauli was verdwenen.

==

Speech van Salvatore Chiatti voor de gasten

==

==

34.

==

Fabrizio Ciba liep met de dichtbundel van Neruda in zijn zak rondjes achter een circuswagen die voor de gelegenheid omgebouwd was tot podium. Ze hadden hem een microfoon omgehangen en verteld dat hij over een paar minuten moest opkomen om het gedicht voor te dragen. Hij kon niet geloven dat hij ja had gezegd. Hij zei altijd tegen iedereen nee. Tegen de meest agressieve persbureaus, tegen partijbonzen, tegen pr-jongens die hem zakken vol geld beloofden.

Wat had hem bezield? Het was alsof iemand hem had gedwongen om ja te zeggen. En bovendien was Pablo Neruda om van te kotsen.

‘Ben je er klaar voor?’

Fabrizio draaide zich om.

Larita liep naar hem toe met een kopje koffie in haar hand. Ze had een glimlach waarvan je zin kreeg om haar te omhelzen.

‘Nee. Helemaal niet,’ gaf hij wanhopig toe.

Ze begon de suiker op de bodem van haar kopje los te krabben en bekende hem zonder hem aan te kijken: ‘Weet je dat ik een keer naar Rome ben gegaan om je te horen voorlezen uit Het hol van de leeuwen in de basiliek van Massenzio?’

Dit had Fabrizio niet verwacht. ‘Echt waar? Waarom ben je na afloop niet naar me toe gekomen?’

‘We kenden elkaar niet. Ik ben een verlegen meisje en bovendien stond er een heel lange rij mensen die een handtekening wilde.’

‘Daar heb je heel slecht aan gedaan. Dit is een ernstige zaak.’

Larita lachte en kwam dichterbij. ‘Zal ik je iets zeggen? Ik houd helemaal niet van dit soort feesten. Als Chiatti mij niet zo’n hoge gage had geboden, was ik nooit gekomen. Weet je,’ vervolgde de zangeres, ‘met dit geld wil ik graag een toevluchtsoord voor de walvis oprichten bij Maccarese.’

Fabrizio was van zijn stuk gebracht en probeerde een wat zwakke uitval te maken. ‘Het zou jammer zijn geweest als je niet was gekomen, dan hadden wij elkaar niet ontmoet.’

Zij begon met het koffielepeltje te spelen. ‘Dat is waar.’

‘Moet je horen, ben jij weleens op Majorca geweest?’

Larita was stomverbaasd. ‘Wat een absurde vraag. Ken jij Escorca in het noorden van het eiland?’

‘Dat is vlak bij mijn huis.’

‘Daar ga ik zes maanden naartoe om mijn nieuwe cd op te nemen.’

Fabrizio sloeg geëmotioneerd zijn hand voor zijn mond. ‘Ik heb een vakantiehuis in Capdepera...!’

Het ongelukkige toeval wilde dat juist op dat moment de jongen naar hem toe kwam die hem de microfoon had omgedaan. ‘Meneer Ciba, u moet het podium op. U bent aan de beurt.’

‘Wacht even,’ antwoordde Fabrizio, terwijl hij gebaarde dat hij weg moest gaan. Toen legde hij een hand op Larita’s arm. ‘Luister, je moet me iets beloven.’

‘Wat?’

Hij keek haar recht in de ogen. ‘Op deze feesten speelt iedereen een rol, de mensen raken elkaar nauwelijks. Bij ons is dat anders gegaan. Je zei eerst dat je De droom van Nestor zo mooi had gevonden. Nu zeg je dat je naar Majorca gaat, waar ik ook binnenkort naartoe ga om te schrijven en wat tot rust te komen. Je moet me beloven dat we elkaar zullen terugzien.’

‘Sorry, meneer Ciba, maar u moet nu echt op.’

Fabrizio wierp de jongen een woedende blik toe en zei toen tegen Larita: ‘Beloof je me dat?’

Larita knikte. ‘Goed. Ik beloof het.’

‘Wacht hier op me... Ik lees dat gedicht voor, ga ongelooflijk af en ben zo weer terug.’ In zijn nopjes liep Fabrizio, zonder naar haar om te kijken, het trapje van de boerenkar op. Hij kwam op een podiumpje voor het terras van de Italiaanse tuin, waar het krioelde van de mensen.

Ciba stak een hand op als begroeting, haalde zijn vingers door zijn haar, toverde een flauw glimlachje tevoorschijn, pakte het dichtbundeltje en wilde juist beginnen met voorlezen, toen hij Larita zag, die zich door de menigte een weg baande naar het podium. Zijn mond werd droog. Hij had het gevoel alsof hij weer meedeed aan een toneelstukje op school. Hij legde het boekje weg en zei verlegen: ‘Ik was van plan om jullie een gedicht voor te dragen van de grote Pablo Neruda, maar ik heb besloten er een van mezelf voor te dragen.’ Pauze. ‘Ik draag het op aan een prinses die haar beloftes niet verbreekt.’ En hij begon:

==

Mijn buik maak ik tot kluis

waarin ik jou voor de wereld verborgen houd.

Mijn aderen zal ik vullen met jouw schoonheid.

Mijn borstkas wordt de kooi van al jouw onvrede.

Ik zal van je houden zoals een clownvis houdt van een anemoon.

Ik zal jouw naam hier, nu en altijd zingen.

En jouw zoetheid zal ik schreeuwen tussen de doven

en jouw schoonheid zal ik schilderen tussen de blinden.

==

Even bleef het stil, toen barstte er een oorverdovend applaus los. Hij hoorde sommigen zelfs schreeuwen. ‘Bravo, Ciba!’ ‘Een groot dichter ben je!’ ‘Je bent beter dan Ungaretti!’

Larita klapte in haar handen en glimlachte naar hem.

Fabrizio boog zijn hoofd en gebaarde dat het applaus moest stoppen, zoals een verlegen en bescheiden persoon zou doen, terwijl de vastgoedhandelaar op de boerenkar klom en zijn armen optilde om het publiek aan te sporen, dat uitzinnig van enthousiasme werd en zich het vel van de handen klapte. Nog even en ze zouden een wave doen.

‘Dank je, Fabri. Ik had me geen betere introductie kunnen wensen.’ Chiatti omhelsde hem alsof ze oude vrienden waren en duwde hem van het podium af.

De schrijver liep het trapje af met een bonkend hart en de zekerheid dat hij alles verkeerd had gedaan.

Ik heb overdreven met dat gedicht. Larita vond het vast om van te kotsen. Ik zal van je houden zoals een clownvis houdt van een anemoon. De blinden... De doven... Wat een verschrikking!

En bovendien was dat gedicht eerlijk gezegd niet helemaal van hem. Hij had het op zijn eigen manier, weerzinwekkend, bewerkt. Het was een gedicht van de Libanese dichter Kahlil Gibran, dat hij op zijn zeventiende tijdens een slapeloze week uit zijn hoofd had geleerd om een barmeisje uit Bormio te veroveren.

Ik heb alles verpest.

Hij had haar zien applaudisseren, maar zoals bekend: iedereen verdient wel een applaus.

En morgen zal die hufterige Tremagli in Il Messaggero schrijven dat ik Gibran heb geplagieerd. Dan gaan ze mijn gedicht vergelijken met het origineel.

Hij moest iets drinken en proberen te kalmeren voordat hij naar Larita terugging. Hij liep naar het karretje van de sterkedrank en liet zich een dubbele Jim Beam inschenken.

Sasà Chiatti stond zichzelf op het podium lof toe te zingen door te vertellen hoeveel geld hij had uitgegeven om Villa Ada in ere te herstellen. De menigte applaudisseerde met de regelmaat van twee minuten.

‘Fabrizio... Fabrizio...’

Hij draaide zich om, ervan overtuigd dat het Larita was, maar zag Cristina Lotto voor zich staan.

==

Cristina Lotto was zevenendertig jaar en de vrouw van Ettore Gelati, eigenaar van een mineraalwaterconsortium en verschillende farmaceutische bedrijven verspreid over de hele wereld. Ze hadden twee volwassen kinderen, Samuel en Ifigenia, die studeerden aan een college in Zwitserland.

Cristina presenteerde een knutselprogramma op een satellietzender. Ze leerde hoe je originele pièces de milieu kon maken met stokjes die je op het strand kon vinden en hoe je leuke gekleurde hoesjes kon haken voor over je wc-brildeksel.

Ze was een knokige blondine met lange, slanke benen, een harde kont en kleine ballonvormige borsten vol sproeten. Ze had het gezichtje van een meisje van goede komaf dat was opgevoed door de nonnen. Haar hoge, sproetige jukbeenderen en blauwe ogen werden omlijst door goudblond, heel steil haar. Een mond met weinig lip en een spitse kin.

Cristina was zonder twijfel een knappe vrouw met een atletisch figuur. Ze droeg altijd rokken, angora truitjes en parelkettingen, had een klaaglijk stemmetje dat geen enkele sensualiteit uitdrukte. Ze was opwindend als een blaadje sla zonder dressing. Dat had Ciba er niet van weerhouden haar gedurende de afgelopen twee jaar een paar keer per maand te neuken. De reden waarom? Die was ook voor hem erg onduidelijk. Wat beslist meespeelde, was het feit dat ze de vrouw was van een man die zich de baas van het universum voelde. Fabrizio vond de infantiele gedachte dat hij diens vrouw neukte, terwijl de ondernemer zich in het zweet werkte om de rijkste man van Italië te worden, opwindend en tegelijkertijd vermakelijk. Hij genoot ervan wanneer Cristina na de daad haar hoofd op zijn borst legde en hem vertelde wat een opgeblazen pad meneer Gelati was, met zijn passie voor zweefvliegen en zijn pretenties dat hij van adel was. Of wanneer Cristina met een zekere ironie uitweidde over de frustraties van haar bestaan in de schaduw van een egotische en ongevoelige man. Fabrizio liet zich in geuren en kleuren de meest bekrompen feiten vertellen die deze baas van het universum uiteindelijk deden veranderen in een miserabele stakker.

Er was nog een andere reden, die niet onderschat moest worden. Fabrizio leefde in zijn huis aan de Via Mecenate in totale verloedering en at uitsluitend in restaurants. De Gelati’s daarentegen bezaten een loft van vijfhonderd vierkante meter boven Piazza Navona, met een witmarmeren badkamer die op het Ara Pacis leek en een koelkast zo groot als een brandkast, gevuld met kersverse oesters, serranoham en specialiteiten uit alle delen van de wereld. Cristina was altijd alleen en als Fabrizio behoefte had aan ontspanning, ging hij naar haar toe. Hij liet zich in het verwarmde zwembad zakken, keek naar voetbalwedstrijden in het filmzaaltje en liet zich heerlijke maaltijden voorzetten.

==

‘Cristina?’ zei Ciba verrast. Het was nog nooit gebeurd dat zij in het openbaar tegen hem praatte. Ze vermeed dat zorgvuldig want ze was als de dood dat iemand hen samen zou zien. Als de baas van het universum hun relatie zou ontdekken, kon zijn toorn weleens razend en verwoestend zijn als die van een Babylonische god.

Cristina droeg een nauwsluitend zwart jurkje met een blote rug tot aan haar billen en een hoed met voile. Ze was uit haar doen. ‘Fabrizio! Ik moet met je praten...’

De schrijver voelde een verschrikkelijke misselijkheid opkomen. ‘Wat is er?’

‘Iets vreselijks...’

==

==

35.

==

Een pianist zette het thema van de film Out of Africa in. Sasà Chiatti, in het midden van het podium, vroeg het publiek om een ogenblik stilte. ‘Mag ik alstublieft een applaus voor Corman Sullivan...’

Twee zwarte modellen betraden het podium met tussen hen in aan hun arm de oude jager.

Silvietta zette de schaal met zalmsandwiches neer en begon samen met de gasten te klappen.

Misschien is het wel de Dalai Lama.

De vestaalse maagd van de Beesten was ontroerd. Ze had nooit gedacht dat ze in haar leven op zo’n exclusieve party zou zijn. Ze wist zeker dat zelfs in Hollywood niet zulke feesten werden gegeven. Je hoefde maar met je ogen te knipperen of je zag weer een andere vip. Niet dat ze nou zo bijzonder dol was op vips, maar als je ze van zo dichtbij zag, maakten ze toch wel een beetje indruk. En bovendien had ze net Fabrizio Ciba een liefdesgedicht horen voordragen dat zó lief was dat ze helemaal ontroerd was... Dat moest een bijzondere man zijn. Zo verlegen en in zichzelf gekeerd. Misschien kon ze hem wel om een handtekening vragen. Een gedicht van hem zou heel mooi staan op de uitnodiging voor het huwelijk. Ze kon het proberen. Hij leek iemand die ondanks zijn succes geen kapsones had gekregen.

Silvietta zei bij zichzelf dat ze op dit feest originele ideeën kon opdoen voor haar trouwerij. Die ijssculpturen, bijvoorbeeld, waren vast niet zo moeilijk te maken. En ook dat die pauwen en kalkoenen tussen de gasten doorliepen, was een leuk idee. En die karretjes met eten. Maar waar ze echt lyrisch over was, was die oude Apecar waar je ijs en schaafijs kon krijgen.

Het geld dat we hebben is nooit genoeg voor al die dingen.

Murder had bij de bank een lening afgesloten voor de trouwerij. Twintigduizend euro, net genoeg om De Oude Wijnschuur in Vetralla af te huren, de catering te bekostigen en de bloemstukken in de kerk te betalen.

Het zal allemaal veel eenvoudiger zijn, maar dat is ook goed.

Ze zag Zombie als een spook tussen de gasten ronddwalen met een schaal met sandwiches in zijn hand. Hij deed niet eens zijn best om voor ober door te gaan.

Jammer dat hij dood zal zijn als wij trouwen.

Het feit dat hij niet bij hun huwelijk aanwezig zou zijn, gaf haar een erg verdrietig gevoel. Hij was haar beste vriend, haar koekje, en ze had gehoopt dat hij getuige kon zijn. Ze observeerde hem. Hij zag er niet uit. Alsof er een tram over hem heen had gereden. Misschien had hij ook geen zin om zelfmoord te plegen. Als dat zo was moest hij erover praten.

Ze zette de schaal met boterhammetjes neer en liep naar Zombie, die aan een tafel was gaan zitten en een glas prosecco dronk.

‘Koekje, wat is er aan de hand?’

Hij keek haar afwezig aan.

Silvietta boog zich voorover en pakte zijn hand vast. ‘Hé, wat is er? Je doet zo raar.’

Hij maakte zich los: ‘Ik heb jullie gehoord.’

Haar maag kromp ineen en ze stamelde: ‘Wat? Waar heb je het over?’

‘Ik heb jullie gehoord. Jullie gaan trouwen. Je hebt me niets verteld.’

‘Ik wilde het je zeggen, maar ik...’ Silvietta kon niet verder praten. Ze boog haar hoofd.

‘Goed. En hoe lang zijn jullie al bezig met de voorbereidingen? Wanneer hadden jullie het ons willen vertellen? Heb je ons op de gastenlijst gezet? Streep maar door, want wij zullen er niet bij zijn.’

‘Luister, waarom zetten we het niet gewoon uit ons hoofd?’

Zombie pakte nog een glas wijn. ‘Uit ons hoofd zetten? Ben je gek? Misschien denken jullie tweeën dat dit een spelletje is, dat we hier op een feest zijn om satanistje te spelen. Maar je vergist je. Wij gaan tot het gaatje. Ik zal Mantos nooit in de steek laten. Hij heeft ons leven zin gegeven, hij heeft ons laten zien hoe hypocriet deze klotemaatschappij is. Hij heeft ons de Weg van het Kwaad gewezen. Hij heeft ons geleerd onze haat ergens op te richten. Mantos heeft vrouw, kinderen en meubelmakerij verlaten en besloten zich op te offeren om van ons de belangrijkste sekte van Italië te maken. En jullie verraden hem op die manier?’ Hij stond op en dronk zijn glas prosecco in één teug leeg. ‘Doe maar wat je niet laten kunt, maar weet dat mijn laatste gedachte voordat ik sterf gewijd zal zijn aan jullie tweeën. De grootste matennaaiers die ik ooit in mijn leven heb ontmoet.’ En hij liep weg.

Silvietta zakte op de grond neer en barstte in tranen uit.

==

==

36.

==

‘Wil je me alsjeblieft vertellen wat er is gebeurd?’ Fabrizio Ciba liep achter Cristina Lotto aan door de menigte en keek intussen om zich heen op zoek naar Larita, maar in die meute was ze moeilijk te vinden.

‘Niet tegen me praten. Meekomen en mond houden. Mijn man zou ons kunnen zien,’ siste de vrouw met gebogen hoofd alsof ze geschaduwd werd. ‘We gaan het huis binnen.’

Ze glipten tussen de karretjes van het buffet door en gingen de villa binnen.

Cristina keek om zich heen. De gasten hadden zelfs de salons bezet. ‘Waar zouden de toiletten zijn?’

Even dacht de schrijver dat het allemaal een smoes was om een vluggertje op de wc te maken. Maar ze was te geagiteerd. En bovendien bereidde Cristina, hoewel ze behoorlijk nymfomaan was, hun amoureuze ontmoetingen altijd met zorg voor. Juist daarom was Fabrizio haar blijven zien. Ze zou nooit problemen maken, was zeer gehecht aan haar gezin en als ze ontdekt zouden worden, zou zij er meer bij verliezen dan hij.

‘Luister, kunnen we het er niet morgen over hebben? Ik heb het nu een beetje druk.’

‘Nee.’ Cristina trok een deur open. ‘Kijk.’

Het toilet was een grote kamer van zo’n zeventig vierkante meter. Helemaal bekleed met eikenhouten duigen en houten balken, alsof het een chalet in Cortina was. Ook hier was het vol gasten die lachten en kwebbelden met hun rood aangelopen gezichten en dure stropdassen. Vrouwen voor de spiegels die hun make-up bijwerkten. Tussen de pilaren voor de wc’s, waar beslist het een en ander gesnoven werd. Er hing een sfeer van opwinding die absoluut ongebruikelijk was voor een Romeins feest.

Twee mannen in smoking stonden schreeuwend te converseren.

‘Ik heb een trullo gekocht in Piëmonte.’

‘Ik wist niet dat er in Piëmonte trullo’s waren.’

‘Jazeker. Originele trullo’s. Die breken ze in Apulië steen voor steen af en bouwen ze weer op in de buurt van Alessandria. Er is zelfs een heel woonpark van trullo’s.’

‘En zijn ze duur?’

‘Om eerlijk te zijn: nee. Kost geen drol.’

Cristina bracht haar mond naar Fabrizio’s oor. ‘Hier kan het niet. Loop achter me aan.’

Ze vonden een kleine, eenvoudig ingerichte kamer. Het kon de slaapkamer van een huisknecht zijn. Cristina deed de deur op slot en ging op het bed zitten.

Ze zette haar hoed af. ‘Samuel heeft ons betrapt.’

‘Wie is in godsnaam Samuel?’

‘Mijn zoon. Hij heeft ons betrapt.’

Fabrizio begreep het niet. ‘Hoe bedoel je?’

‘Hij heeft ons betrapt...’ Cristina hapte naar lucht alsof het haar moeite kostte om te praten, ‘... terwijl we de liefde bedreven in de keuken.’

‘Tering!’ Fabrizio ging ook op het bed zitten.

Wat als die jongen het aan Gelati zou vertellen? Hij durfde zijn hand ervoor in het vuur te steken dat die lamlul alles in het werk zou stellen om maar niet voor bedrogen echtgenoot te hoeven doorgaan. Eigenlijk was het misschien ook maar beter zo. Dit moest toch ooit stoppen. Nu hoefde hij tenminste geen smoes te bedenken om ermee te kappen. En bovendien functioneerde zijn geest nu als een op afstand bestuurde raket met slechts één enkel doel: Larita en hun verhuizing naar Majorca.

Fabrizio haalde zijn handen door zijn haar in een poging een ontredderde indruk te maken. ‘Verdorie zeg... Wat vind ik dát erg... Arme jongen, hij zal wel getraumatiseerd zijn.’

Cristina glimlachte miezerig met smalle lipjes. ‘Getraumatiseerd? Hij? Hij wil een smak geld, anders zet hij onze wip op internet.’

Fabrizio had het misschien niet goed gehoord. ‘Wat zei je?’

‘Hij heeft ons gefilmd met zijn mobieltje.’

‘Sorry, maar die... Hoe heet hij... Die zoon van jou zit toch op een kostschool in Zwitserland?’

‘Meestal wel. Maar dat weekend was hij in Rome. Hij had gezegd dat hij bij een vriend aan zee logeerde. Hij is waarschijnlijk thuisgekomen zonder dat...’

‘Maar heb jij die video gezien?’

‘Hij heeft me die per mail toegestuurd.’

‘Wat is er op te zien?’

‘Jij en ik. We zijn heel duidelijk te zien. Het lijkt wel een pornofilm. Het eind is helemaal verschrikkelijk: jij neukt me vanachter terwijl ik de pennette ai quattro formaggi doorroer.’

‘Heeft hij dat ook gefilmd?’

‘Ja.’

Fabrizio merkte dat zijn oksels nat en koud waren en het leek of er geen lucht was in die kamer. Hij zette een raam open en begon diep in en uit te ademen in een poging te kalmeren. ‘Wat een afgang.’ Het was nergens voor nodig om nu in paniek te raken. ‘Ach, het is toch een aardig joch, hij zou dat nooit doen.’

‘Hij doet het zeker.’ Cristina had geen twijfels.

‘Volgens mij is hij alleen maar boos omdat je hem verwaarloost. Dit is een klassiek voorbeeld van een puber die schreeuwt om de aandacht van zijn moeder.’

Cristina schudde haar hoofd.

‘Hoeveel wil hij?’

‘Honderdduizend euro.’

Ciba sperde zijn ogen open. ‘Ik heb dat niet goed verstaan. Zei je honderdduizend euro? Is hij helemaal gek geworden?’

‘Hij wil vijftigduizend van mij en vijftigduizend van jou. We moeten het storten op een Zwitserse bankrekening. Hij heeft me het iban gegeven.’

‘Van mij? Waarom van mij?’

‘ “Dat zal je leren om zijn moeder te neuken,” zei hij. En hij voegde eraan toe dat hij ons een vriendenprijsje rekent. Als hij het filmpje verkoopt aan een krant krijgt hij er veel meer voor. Jij bent de eerste ster van de literatuur die betrapt is op een pornofilmpje. Samuel zegt dat je gerust kunt concurreren met Paris Hilton en Pamela Anderson.’

‘Maar is het echt zo’n kutjoch?’

Cristina haalde haar schouders op. ‘Precies.’

‘Kunnen we niet onderhandelen? Zorgen dat hij iets zakt met zijn prijs? Vijftig gedeeld door twee. Wat denk je?’

‘Ik denk het niet. Hij is erg vastberaden, precies zijn vader. Weet je, als Samuel ouder is wil hij regisseur worden... De video heeft zelfs een aftiteling met onze namen en de soundtrack van Gladiator.’

Fabrizio begon door de kamer te ijsberen. ‘Dit is ongehoord. Jouw zoon is dikke shit. En wie verzekert ons dat hij niet zelf een kopie houdt en doorgaat met ons afpersen?’

‘Nee! Dat zou hij nooit doen. Samuel is een keurige jongen. Hij is eerlijk, ik vertrouw hem op zijn woord.’

‘Eerlijk? Hij is een haai in jongenskleren... Als dat filmpje op internet komt is dat een onovertroffen blunder. Dan ben ik voorgoed geruïneerd. En als we hem nou eens door iemand laten afranselen?’

‘Daar heb ik ook aan gedacht. De zwager van mijn garageman zou hem voor een paar centen graag een paar klappen verkopen. Alleen weet ik zeker dat hij dan nog lelijker tegen mij gaat doen. Maar je wilt me toch niet vertellen dat je er een geldkwestie van maakt? Dat is niets voor jou. Dat is zó platvloers.’

Ciba haatte het om te worden uitgemaakt voor vrek. ‘Nee, nee. Maar om dat geld nou zomaar weg te gooien... Maar vertel eens, hoe doe ik het eigenlijk?’

Cristina keek hem niet-begrijpend aan. ‘Hoe bedoel je?’

‘Ik bedoel... Nou ja...’ Hij kon niet de juiste woorden vinden om zich uit te drukken. ‘Staan we er tenminste goed op? Is mijn buik erop te zien? Presteerde ik goed?’

‘Niet slecht...’

‘Dat is tenminste íéts.’ Fabrizio pakte de deurkruk vast. ‘Stuur me het rekeningnummer, dan maak ik het bedrag over en laten we er het beste maar van hopen. Wat valt er nog meer over te zeggen?’

‘En wij?’

‘Ik denk dat wij nu wel klaar zijn.’ Hij liep naar buiten en deed de deur achter zich dicht.